Geschiedenis van de kerken in Raamsdonk
Inhoud
Geschiedenis:[bewerken]
Archivaris Mosselveld is van mening, dat de oudste kerk van Raamsdonk - nu gelegen aan de overkant van de Maasroute - gesticht werd door een plaatselijk grootgrondbezitter. Deze grondheer moet zijn rechten daarop vóór 1273 hebben overgedragen aan de bisschop van Luik, tot wiens diocees toen het huidige Noord-Brabant vrijwel geheel behoorde.
De kerk van Raamsdonk was toegewijd aan Sint Lambertus. Men kan zich de vraag stellen, waarom men later de schuurkerk in de Bergenstraat en de huidige R.K. kerk aan St.Bavo heeft gewijd. Volgens Mosselveld was men van mening, dat St. Bavo vanouds de patroonheilige van de parochiekerk was. "Maar" , zegt Mosselveld, " uit het verslag van de kerkvisitatie van 4 september 1571 blijkt duidelijk, dat die kerk St. Lambertus tot patroon had. Dit duidt ook op een directe binding met het bisdom Luik, want St. Lambertus was de patroon van dat bisdom, de kathedraal en de stad Luik."
Post acht het bekeringswerk in ons gewest (omstreeks 700 nog een groot missiegebied ) omstreeks 800 voltooid en is van oordeel dat die missionering van uit Maastricht/Luik werd verricht. Hij meent die te moeten toe schrijven aan Willebrord en diens tijdgenoten: Lambertus( 670-705 ) en Hubertus ( 705-727 ) die toen op de Maastrichtse bisschopsstoel zetelden. Lambertus schijnt met name in de 8e en 9e eeuw een geliefd kerkpatroon geweest te zijn. Hij werd in 705 te Luik vermoord.
De kerk van Raamsdonk moet tot een der oudsten in Noord-Brabant worden gerekend. Dat valt uit twee feiten af te leiden:
- De keuze van de patroonheilige.
- Uit het bezit van een eigen tiendengebied en de oorspronkelijke uitgestrektheid daarvan.
De tienden van Raamsdonk moesten namelijk niet alleen worden opgebracht van de in dit dorp gelegen landerijen, maar ook van de percelen onder Waspik en Capelle. Deze plaatsen behoorden dus tot het verzorgingsgebied van de kerk van Raamsdonk. Dit verzorgingsgebied strekte zich ook in westelijke richting verder uit. Dit blijkt bij de stichting van het Kartuizerklooster bij Geertruidenberg in 1335 door Willem van Duvenvoorde.
Met de Raamsdonkse pastoor en niet met de pastoor of Kapittel van Geertruidenberg moest nl. kort daarop, in 1337, een regeling worden getroffen inzake de begraafrechten van het klooster. Van enkele pastoors van Raamsdonk uit de eerste helft der 14e eeuw zijn de namen bekend gebleven. Zo wordt heer Willem, pastoor van Raamsdonk, in 1316 door de bisschop van Luik aangewezen om de scheiding van de kerken van Gilze, Ginneken enz. te onderzoeken. Hij is waarschijnlijk dezelfde als de in 1326 en 1329 genoemde pastoor van Raamsdonk, Willem Voeght. In 1344 treedt de toenmalige Raamsdonkse pastoor, Godefroid, op als hofkapelaan van Willem van Duvenvoorde voor de kapel van diens paleis in Brussel. Gheraet Roelofszoon wordt in 1364 "persoon"van Raamsdonk genoemd. Volgens Mosselveld zijn er positieve aan wijzingen voor het vermoeden, dat de St. Lambertuskerk reeds in de 8e en 9e eeuw werd gesticht en dat er op de plaats van de huidige gotische kerk, die waarschijnlijk uit de 15e eeuw dateert, zeker een vroegere kerk heeft gestaan. De in zijn onderbouw romaanse toren, die van vóór 1300 dateert, vormt daar een bewijs voor. Hij moet bij een nog vroeger kerkgebouw behoord hebben.
De St. Lambertuskerk was een belangrijke kerk, een integraalecclesia. Ze bezat vele altaren en beneficiën (goederen). De kerk is waarschijnlijk in drie etappes gebouwd. Het koor moet het oudste zijn. Het schip van de kerk vertoont ook een andere bouwstijl. Die is niet gotisch meer; de steunberen zijn ook anders.
De kerk werd door vele rampen getroffen. Water, wind en vuur deden hun vernietigend werk, maar telkens werd ze opgebouwd, hoewel de stijl er niet op vooruitging. De stevige toren is eveneens in drie etappes gebouwd. Het deel dat nu nog bestaat, is het oudste. Er is later een stuk opgezet en tenslotte een spits, maar die is door de brand in 1878 verwoest. Tenslotte ging het bovenste stuk er in 1920 weer af en hebben we de oorspronkelijke eerste toren behouden.
De Sint-Elisabethsvloed van 1421 verwoeste veel huizen, die toen doorgaans van hout waren. We schreven reeds eerder dat betwijfeld mag worden of de kerk in zijn geheel behouden bleef; de toren bleef echter staan. Ter wille van een betere beveiliging tegen het water werd het dorp meer zuidelijk weer opgebouwd.
Prins Maurits[bewerken]
Toen prins Maurits in 1593 plotseling het beleg voor Geertruidenberg sloeg en na drie maanden weer vertrok, schreef een oude man in de boeken van de kerk: "Ende Mauringh bij sijne aftocht nam meede de brons klok uitten toren…" Maurits nam de stem van de kerk weg. Hij schonk Willemstad een kerk en hij zou Willemstad, zoals vermeld, ook de klok, ónze klok schenken. (Maar later blijkt, 2001, het was niet de klok uit Raamsdonk maar de klok uit Waspik??)
De kerk komt in protestantse handen[bewerken]
Na sluiting van het twaalfjarig bestand in 1609 namen de hervormden bezit van de parochiekerk. In 1611 metselde men het koor dicht. In 1611 was Dr. Bastingius de eerste predikant. Dat had voor de Raamsdonkers vele gevolgen. Eén der aanzienlijkste families, die op het grafschrift van de vader ook alvast de tekst van moeders overlijden had laten beitelen, moest moeder elders begraven, zodat op de nog teruggevonden zerk in de kerk alleen de sterfdatum van de vader staat. Onder moeders grafschrift is een open plek. De kerk heeft aan vele rampen het "hoofd" moeten bieden. De elementen hebben haar niet gespaard, maar telkens weer werd ze opgebouwd. Ze diende trouwens ook als "baken", want in een ordonnantie van het Heemraadschap van 6 oktober 1612 lezen we het volgende: de dijken van alle polders der gemeente te Raamsdonk moeten zo hoog onderhouden worden als de bout die in de Grote oude Kerk van Raamsdonk zit geslagen. Toen van 27 op 28 juli 1716 "door het swaer onweder van donder en blixem" de toren van de kerk tot aan het muurwerk afbrandde, wendde de schout (Simon van Son) " zijn uiterste devoir " aan om van de Rekenkamer van Holland subsidie te verkrijgen voor de opbouw. Deze stelde Fl. 1200,- beschikbaar. Na de herbouw in 1717 werd in de toren een nieuwe klok gehangen met een gegoten opschrift, dat dit feit herdenkt, en tevens alle namen van het dorpsbestuur. Tijdens het herstel van de schade werd de kerk opnieuw gedeeltelijk vernield, maar nu niet door brand, maar door storm en water. In een officieel schrijven van 25 juli 1720 : de Staten van Holland en Westfriesland verlenen aan die van Raamsdonk voor 6 jaren remissie (d.w.z. vermindering of terug gave) der ordinaire verponding wegens de schade ten gevolge van den storm en watervloed op 1 september 1717, waardoor de spits van den in aanbouw zijnde toren, het dak der kerk en de vele huizen en schuren vernield, een stenen sluis weggespoeld, een onherstelbaar gat in den dijk geslagen, en veel schade door verlies van vee en veld gewas geleden werd.
Rampen[bewerken]
Nog twee maal zou de kerk door een ramp worden getroffen. In 1778 stond de kerk opnieuw in brand en ruim een eeuw later, 24 mei 1878, viel door blikseminslag de spits brandend in het middenschip van de kerk. De kerk brandde uit en alleen de muren bleven nog staan. Het gevolg hiervan was, dat het interieur van de kerk geheel veranderde. Men wilde aanvankelijk zelfs een nieuwe kerk bouwen, maar bij nader inzien vond men het beter de oude weer op te bouwen.
Stallen[bewerken]
Tegen de toren zijn vroeger stallen gebouwd. De kerkgangers kwamen met hun koetsen naar de kerk en de paarden moesten binnen kunnen staan. De stal aan de zuidzijde was alleen voor de paarden van de ambachtsheer van Raamsdonk. Bij restauratie in 1953 zijn de stallen afgebroken, zodat de mooie toren nu weer vrij staat.
Begraven in de kerk[bewerken]
Toen Anna van der Pijpen in 1726 overleed, wenste Simon van Son "het lijck in de kercke alhier te doen bijsetten", maar "alsoo er geen particuliere grafplaets voor den Ambachtsheer ofte die van zijne familie was gedespicieert", verzocht en verkreeg hij van Schepenen van Raamsdonk vergunning "een bequame plaets in den Oosthoek van het koor der kercke alhier, omme aldaer voor zijn Wel Edele en desselfs familie te laeten maecken een gemetselden en overwelften kelder tot een honorable begraefplaetse ". Simon van Son, zijn beide vrouwen en meerdere nakomelingen werden in deze grafkelder bijgezet. In 1869 bepaalde het gemeentebestuur van Raamsdonk, dat de toe- of ingang tot de grafkelder in het vervolg niet meer mocht worden geopend, waarop Leonard Simon de Jong van Son van het kerkbestuur machtiging verkreeg tot het maken van een ingang "ten zijnen gunste ". Hiermee zal bedoeld zijn de latere ingang aan de buitenkant der kerk. Want toen een lid van de familie van Son overleed, hakte men een gat in de buitenmuur van de kerk en schoof men de kist in de kelder. Het gat werd met een granieten steen dicht gemetseld en men kan de inscriptie daarop nog goed lezen.
Op 21 februari 1731 werd een reglement voor de kerk van Raamsdonk vastgesteld. Bij de verdeling der banken over de regenten, werd de hoge bank om de pilaar over de preekstoel toegewezen aan de Heer en de benedenbank aan de Vrouwe van Raamsdonk, "ofte haar familie in den tijt wesende ". Bij de artikelen over het begraven werd bepaald: "een Heer ofte Vrouwe van Raemsdonk stervende, sal men als ordinair zes weken lang driemaal daags luijden."
Orgels in de oude kerk[bewerken]
Drie verschillende orgels hebben in de oudste kerk van Raamsdonk gestaan. Het in 1743 verworven orgel werd in 1850 verkocht aan de Ned. Hervormde gemeente van Aartswout. Mogelijk staat het nu in Ruinerwold. Het was gebouwd door Matthias Amor of Amoor. In 1851 werd een nieuw orgel gebouwd door C. F. A. Naber en Zoons te Deventer. Het werd geplaatst onder toezicht van dominee Pape en gekeurd door burgemeester Snethlage te Beest. Het moet een bijzonder mooi en groot orgel zijn geweest met 27 registers en een vrij pedaal. De brand van 1878 vernielde het. Daarna bouwde men het orgel, dat nu nog in de kerk staat. Maker ervan is orgelbouwer van Dam; het heeft 10 registers en een aangehangen pedaal.
De katholieken willen een kerk[bewerken]
Nadat de protestanten in 1611 de St. Lambertuskerk in hun bezit hadden genomen, kwamen de katholieken in een lastige positie te verkeren. Ze werden vele jaren lang slechts in het geheim door priesters bijgestaan. Na de inval van de Fransen in 1672 kwam er in de verdrukkingplakkaten enige verzachting en in 1690 kreeg men verlof om in het Waspikse gehucht Benedenkerk een eenvoudig bedehuis op te richten. Weldra kreeg Waspik een priester, die ook voor Raamsdonk werkzaam was. Deze toegevendheid der State kostte per jaar fl. 315,- Dit bedrag werd betaald tot 25 januari 1787. In 1787 waren er weer grote staatkundige beroeringen in ons land en daarvan trokken de katholieken voordeel. Een deel der bevolking, de zogenaamde patriotten, was niet tevreden over het bestuur der Stadhouders. De meeste katholieken sloten zich bij hen aan, omdat zij vrijheid van godsdienst beloofden. Ze voelden zich nu zo sterk dat ze aan de regering hun eisen durfden te stellen. Dat gebeurde ook van uit Raamsdonk: twee aanzienlijke ingezetenen der gemeente, namelijk Johannes Cornelis van Steenoven en Josephus Wilhelmus Ruupp, richtten in naam van honderd huisvaders een request aan de staten van het Gewest Holland met het verzoek een katholieke kerk te mogen bouwen in hun gemeente. Het request werd in de gecommitteerde Raden der Staten behandeld. Bij besluit van 27 december 1786 en nogmaals bij besluit van 23 maart 1787, werd de zaak verwezen naar een commissie, bestaande uit de heren Van der Does, Geelvink, Fromer de raadspensionaris en Royer, de secretaris. Afschriften ervan werden om advies gezonden naar de baljuw van Zuid-Holland en naar de Ambachtsvrouw van Raamsdonk (de dochter van Simon van Son). Zowel het rapport van de commissie als de beide adviezen waren onverdeeld gunstig en op grond hiervan namen de gecommitteerde Raden van Holland en West-Friesland op 3 april 1787 het besluit om aan de inwoners van Raamsdonk toe te staan een katholieke kerk te bouwen. Wel werden aan de toestemming enkele beperkingen verbonden: de kerk moest worden gebouwd op een afgelegen stuk grond en de Mis diende in stilte plaats te vinden, zonder klokgelui. De Raamsdonkse katholieken gingen meteen aan de slag: in de Bergenstraat (op de plaats waar nu de familie Muskens-Rovers woont) begonnen ze onverwijld met de bouw van een schuurkerk, die aan St. Bavo werd toegewijd. Omdat ze mogelijk toch niet zo tevreden waren met hun noodkerk en tevens omdat er na de Franse revolutie grotere vrijheid van godsdienst ontstond, eisten op 18 september 1798 de Raamsdonkse katholieken de oude St. Lambertuskerk van de protestanten terug. Ds. Magnet, de toenmalige predikant, vocht voor het behoud van zijn kerk met alle middelen die hem ten dienste stonden. Hij slaagde erin ze voor de protestanten te behouden. De uitslag van het proces, waarin deze zaak behandeld werd, luidde: de protestanten dienen een bedrag van fl.7000,- aan de rooms-katholieke geestelijkheid te betalen. En dat gebeurde. De eerste pastoor van Raamsdonk na de Hervorming was Johannes Baptista Bruijnen. Hij overleed op 19 mei 1817 en werd begraven op de algemene begraafplaats bij de oude kerk. De katholieken beschikten toen nog niet over een eigen begraafplaats. Onder pastoor Langenwerf, die op 9 juni 1817 pastoor Bruijnen op volgde, kregen de katholieken een eigen kerkhof. Dat was gelegen rondom de kerk in de Bergenstraat. Daar werd tot 1830 begraven. Toen kwam er een nieuw kerkhof, meer noordelijk van de kerk en ten westen van de nu gesloten Nieuweweg.
Een nieuwe St. Bavokerk[bewerken]
De kerk aan de Bergenstraat werd te klein en men wilde een nieuwe bouwen. De zevende pastoor van Raamsdonk, Marthinus Adrianus van Aart, die hier in 1886 kwam, zou de bouwpastoor worden van de huidige St. Bavo. Architect Chr. Weber te Roermond bouwde de nieuwe kerk. Het werd een kruisbasiliek in romano-gotische trant met klaverbladvormige oostpartij. sint-bavo Het interieur is in verscheidene kleuren baksteen uitgevoerd en bezit pijlers en zuilen. Over het schip welven zich koepels. De kerk heeft ongeveer 370 zitplaatsen. Op 18 april 1888 werd met de bouw begonnen. Al het materiaal werd met kleine wagentjes vanaf het station aangevoerd. Nog geen anderhalf jaar later, op 16 september 1888, wijdde Mgr. Godschalk, bisschop van Den Bosch, de kerk in. De prachtige gebrandschilderde ramen in de kerk werden geleverd door Nicolas te Roermond. Het orgel in de nieuwe kerk was afkomstig uit de schuurkerk en dateerde uit 1837, toen het door Mej. Theodora Maria Sprangers, weduwe van Simon Simonsen van Son, werd geschonken. Tot 1930 heeft het dienst gedaan. Het werd toen vervangen door het huidige orgel, gebouwd door B. Pels en Zoon te Alkmaar. Het heeft 21 registers en een vrij pedaal. In de kerk hangt nog een waardevolle koperen kroon en bevinden zich nog twee koperen kandelaars, beide afkomstig uit de schuurkerk en geschonken door de familie Van Son.
In 1906, onder pastoor Frenken, werd begonnen met de bouw van het St. Adrianusgesticht en de aangrenzende school voor meisjes. Het geheel was gereed op 31 augustus 1907 en op 11 september van het zelfde jaar deden 7 Zusters van Liefde uit Schijndel hun intrede in het gebouw. In 1913 werd het gesticht nog aanmerkelijk uitgebreid door de bouw van een mannenafdeling, een washuis, stal en schuur. Vijfenzestig jaar na hun komst, op 16 april 1972, verlieten de Zusters van Schijndel, die zoveel nuttig werk hadden gedaan voor bejaardenzorg en onderwijs, ons dorp. Een jaar eerder was de nieuwe katholieke Basisschool 'De Hoge Waai' gereed gekomen en in de maand van hun vertrek hadden de bejaarde bewoners van het St. Adrianusgebouw overigens niet zonder protest vanuit de Raamsdonkse bevolking - ons dorp verlaten. Een man die in de periode na de tweede Wereldoorlog van grote betekenis voor Raamsdonk is geweest, was Leonardus van Herpt, pastoor van 1944 - 1970. Het was een opvallende persoonlijkheid - hij was belezen en bereisd - die stug opkwam voor de rechten van het Dorp en daarmee ook nu nog op een aantal Raamsdonkers inspirerend werkt.
Bron: Overgenomen uit de "Geschiedenis van Raamsdonk" uitgegeven door Stichting Ontmoetingcentrum Raamsdonk 1975.
Zie ook: Sint Bavo De pastoor en de Sint Bavokerk