Willem Sassen
Wim (Willem Antonius Maria) Sassen werd geboren op 16 april 1918 in Geertruidenberg en was 23 jaar toen hij zijn studies in de rechten en politieke wetenschappen aan de universiteit van Leuven onderbrak om toe te kunnen treden tot de Waffen-SS. Willem werd naar het oostfront gestuurd als officier van de Totenkopf-divisie en raakte zwaar gewond bij de slag om Charkow. Na zijn revalidatie werkte hij enige tijd in Duitsland als nazipropagandisten verslaggever van uitzendingen als De Stem van het Rijk en De Stem van de SS. Willem Sassen stond bekend als een Lebemann: een groot vrouwenversierder; hij dronk stevig, hield van acteren (Cyrano de Bergerac was zijn lievelingsrol), droeg een Clark Gable-snorretje en sprak zijn talen.
Willem Sassen was al voor de oorlog betrokken bij ondergrondse organisaties die vanuit België opereerden. Hij werd in zijn studententijd algezocht door de Belgische Securité Nationale en door het Deuxième Bureau, de Franse inlichtingendienst. Hij onderhield contacten met de IRA en smokkelde springstoffen vanuit Duitsland naar België. Met deze springstoffen zouden Vlamingen in België en in Frankrijk "onterende" monumenten opblazen die opgericht waren na de Eerste Wereldoorlog.
Aan Sassens loopbaan als oorlogsverslaggever bij de Waffen-SS, Afdeling Schorpioen, gevestigd aan de Witte Singel in Utrecht, werd in 1945 een einde gemaakt vanwege de naderende geallieerde troepen. Alle medewerkers van de Afdeling Schorpioen werden ingezet bij eenheden die voorde eindstrijd in Duitsland zouden vechten. Vader Jan Sassen benaderde H. Lange, de in Sint Petersburg geboren onderofficier van de militaire politie, de Ortskommandant van Utrecht, bij wie hij zijn twee zoons introduceerde. Wim was inmiddels geklommen tot SS-Oberscharführer of SS-Hauptscharführer van de Waffen-SS propagandacompagnie de Schorpioen. Er werd voorgesteld dat Willem Sassen leider zou worden van de zogenaamde R-Netz-groep in het gebied tussen Utrecht, 's-Gravenhage en Rotterdam. Hij zou een organisatie onder de naam NEUOP oprichten, waarbij Willem zelf de manschappen uit zijn vroegere Schorpioenafdeling zou introduceren, als hem wapens, zendapparatuur, kleding, papieren en paspoorten van verschillende nationaliteiten en een paar auto's zouden worden overhandigd door het AOK. 25, de Befehlshaber van de Vesting Holland. Ook zou een rijdend zendstation dat zelf energie kon opwekken geleverdmoeten worden. Het was geladen met springstoffen, zodat het bij ontdekking kon worden opgeblazen. Vanwege de te snelle capitulatie is er van de eenheid nooit iets terechtgekomen. Het R / I -Netz bestond uit speciale Nederlandse of Belgische agenten die achter de linies zouden spioneren naar de geallieerde bewegingen in Nederland. I-Netz bestond uit informanten die via zendstations in vijandelijk gebied de bewegingen van eenheden moesten rapporteren en het R - Netz was samengesteld uit sabotage-eenheden.
Na de oorlog werd Willem Sassen gearresteerd door de Binnenlandse Strijdkrachten en uitvoerig ondervraagd door de Canadese Field Security bij Fort Blauwkapel in Utrecht. Daar wist hij, tijdens een toneeluitvoering op de kerstavond van 1945, te ontsnappen. Er mogen vraagtekens worden gezet bij zijn zogenaamde ontsnapping uit Fort Blauwkapel. Stan Lauryssens beweert in De Eichmann-erfenis dat zijn ontsnapping afgesproken werk is geweest. In plaats van een echte ontsnapping tijdens een opvoering van het toneelstuk ‘De ontsnapping’ logeerde hij eigenlijk bij de Canadese Field Security in Utrecht. Zij zouden Sassen ook bij zijn ontsnapping hebben geholpen.
Willem werd ondergebracht bij de familie van der Borcht. Josée van der Borcht werkte als secretaresse van Mertens. Naast Mertens kwam Willem in contact met een andere oude studievriend, Edward Op de Beeck. Deze zou een bedrijfje oprichten onder de naam EXIMORG (Export & Import Organisation). Dit pand aan het Amsterdamse Singel zou als dekmantel gaan dienen voor andere activiteiten zoals het in veiligheid brengen van kameraden (oud SS'ers en collaborateurs). Het bedrijf EXIMORG had bijkantoren in Antwerpen, Barcelona en Rome en had voornamelijk oud-SS'ers en collaborateurs in dienst, die werkzaam waren in de groothandel en zich bezighielden met het ddorsluizen van kameraden naar veilige oorden. De dekmantel werkte nauw samen met de Nederlandse neonazistischeorganisaties HINAG en SPOD (of LOIT) en met internationale katholiekeinlichtingendiensten. Eximorg had ook filialen Dublin en Buenos Aires. Inmiddels had de fotograaf van De Linie, Karl Breyer, eveneens een oud SS'er, uit de binnenzak van de jongste bediende, de op de redactie werkzame Jack Jansen, zijn paspoort weten te stelen. Hiermee vluchtte Willem onder de naam Jack Jansen op 24 mei met een Dakota-vliegtuig naar Dublin. Volgens Igor Cornelissen, journalist van Vrij Nederland, moest: ‘Sassen (...) kennelijk weggewerkt worden om te voorkomen dat hij bij een eventueel proces tegen hem, namen van andere helpers van de Duitsers zou prijsgeven...’.
In Ierland zou hij eigenlijk een bijkantoor van EXIMORG moeten opzetten, maar hij raakte daar aan lager wal. Hij kwam in contact met de franciscaanse broeder Senan. Deze was hoofdredacteur en uitgever van het blad The Capucin Annual. Hij nam Willem in dienst en bereidde zijn tocht naar Argentinië voor. Willem Sassen benaderde in Dublin een ex-U-Boot commandant, kapitein Schneider, eigenaar van de kustvaarder De Adelaar. Dit schip voer onder Panamese vlag. Hij vroeg Schneider of hij bereid was voor een bepaald bedrag Willem, zijn familie en enkele andere SS'ers naar Argentinië te vervoeren. Willem verklaarde dat hij in staat was de benodigde Argentijnse immigratiepapieren voor iedereen die mee wilde, te regelen. Op 23 september 1948 verliet de kustvaarder De Adelaar Dublin en ging op weg naar Argentinië. Kort daarvoor had Willem Sassen van zijn in Argentinië wonende vriend, de voormalige SS-er René Lagrou, de vereiste immigratiepapieren gekregen, waarmee hij uiteindelijk zichzelf, zijn vrouw en enkele andere voortvluchtigen van papieren voorzag. De Adelaar vervoerde in totaal negen passagiers: Sassen, twee Belgische oorlogsmisdadigers, Willem Smeckens en Achille Hollants, en hun families. Lagrou had hen de immigratiepapieren kunnen leveren dankzij zijn contacten binnen het Argentijnse Immigratie Bureau. René Lagrou, de oprichter van het Algemene-SS Vlaanderen Regiment, kwam zelf in juli 1947 onder de schuilnaam Reinaldovan Groede in Buenos Aires aan. Hij ging voor Peróns geheime dienst werken en maakte deel uit van een ontvangstcomité voor Europese immigranten van voornamelijk oud-strijders en collaborateurs.
Onderweg hoorde Willem Sassen dat hij in Nederland bij verstek was veroordeeld tot 20 jaar dwangarbeid en dat in België de doodstraf wachtte. Bij aankomst zocht hij contact met de ex-secretaris van Goebbels, Wilfried von Oven, uitgever van het blad Die Freie Presse en La Plata Ruf. Bij het blad Die Freie Presse ging hij als journalist aan de slag en hield hij zich bezig met vertalingen in het Spaans van Shakespeare, Goethe en Schiller. Opererend onder verschillende pseudoniemen publiceerde hij bij dezelfde uitgever ook het boek Die Jünger und die Dirnen. Sassen herschreef als ghostwriter drie werken van Hans-Ulrich Rudel: Trotzdem, Mein Dank an Argentinien en Es geht um das Reich. Die boeken werden door Dürer-Verlag uitgegeven. Daarnaast was hij ook werkzaamals literair agent voor de Amerikaanse bladen Time - Life en was hij tot 1965 speciale correspondent voor De Telegraaf in Argentinië.
Onder het regime van Perón werkte hij als pr-functionaris van Eva Perón en als militair adviseur van Perón. Tijdens een officieel bezoek van prins Bernhard in 1951 werkte hij als tolk en begeleider. De prins was daar op statiebezoek en probeerde opdrachten te verwerven voor onder andere Werkspoor. Tijdens zijn werkbezoek ontmoette Bernhard ook Kurt Tank tijdens een demonstratie van de Pulqui II, de toen ultramoderne straaljager die Argentinië tot één van modernste legers maakte. Kurt Tank maakte deel uit van een groep uitgeweken nazi-technici, die veilig onderdak had gezocht in Argentinië en daar de vliegtuigindustrie opbouwde. In de jaren zestig was Sassen inmiddels gescheiden van Miep van der Voort en trouwde hij met Elsje Delbaere, met wie hij twee kinderen kreeg. Nade val van Perón werkte hij bij een waterwinningsfirma, Industria Integral de Agua.
In de hoofdstad ontmoette hij in de Duitse Club de grote nazi-figurenuit zijn tijd, die eveneens hun toevlucht hadden gezocht in Argentinië. Zo ontmoette hij Léon Degrelle, Hans-Ulrich Rudel en Otto Skorzeny. Een zekere Ricardo Klement benaderde Willem Sassen, die na het lezen van enkele door Sassen uitgebrachte werken contact met hem wilde zoeken. Deze man bleek Adolf Eichmann te zijn en was in 1950 met het Italiaanse schip Giovanni in Buenos Aires aangekomen en had zich sindsdien afzijdig gehouden van de grote nazi-klieks die bijeenkwamen in de verschillende Duitse Clubs. Eichmann wilde graag zijn ervaringen op papier zetten om zo aan de wereld zijn door hem beleden onschuld te tonen. De interviews die volgden werden op band vastgelegd en zouden na de ontvoering van Eichmann in mei 1960 voor veel geld aan verschillende mediaworden verkocht. De grond werd hem echter te heet onder zijn voeten toen men binnen de nazi-kringen aannam dat Willem Sassen mogelijk betrokken was bij de ontvoering van Eichmann. Hij zou aan de Mossad informatie omtrent de verblijfplaats van Eichmann hebben verklikt. Door deze mogelijke implicatie vluchtte Willem Sassen voor twee jaar naar Rome om aan eventuele wrekers te ontkomen.
Na twee jaar keerde Willem Sassen terug en ging hij wapens importeren. Hij werd vertegenwoordiger van het Oostenrijkse concern Steyr-Daimler-Puch voor heel Latijns-Amerika. Willem Sassen bezat nu een Duits paspoort, waarmee hij af en toe voor transacties en familiebezoek naar Duitsland en Nederland afreisde. Willem Antonius Maria Sassen's straf was rond 1976 verjaard en hij kwam sindsdien dus niet meer in aanmerking voor strafvervolging. Volgens de toenmalige Officier van Justitie De Beaufort is de zaak Willem Sassen verjaard: 'Hij mag zich vrijelijk in zijn vaderland ophouden.' In België heeft hij echter bij verstek de doodstraf gekregen, in Nederland slechts 20 jaar ontzegging uit de journalistiek.
2007, Terry van Erp