Visserij in Geertruidenberg

Uit Stamboomboek Raamsdonk
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Gravure-1795-Zalmvisserij-Geertruidenberg.jpg

Na de grote overstroming op de naamdag van Sint Elisabeth in de nacht van 18 op 19 november 1421 ontstond een grote binnenzee die talloze dorpen tussen Dordrecht en Geertruidenberg wegvaagde en land onder water liet verdwijnen. Het gebied bleek voorgoed veranderd, maar bood ook nieuwe mogelijkheden: inpoldering, biezen- en rietproductie, snij- en hakgrienden en visserij. Vooral de visserij zorgde in Geertruidenberg voor economische opgang en helaas ook neergang. De door de Oudheidkundige Kring ‘Geertruydenberghe’ georganiseerde tentoonstelling ‘600 jaar Biesbosch’ in De Schattelijn (van 10 juli-14 november 2021) brengt de enorme veranderingen in beeld. Van de Sint-Elisabethsvloed tot Nationaal Park en van de visserij door de eeuwen heen. Op de gratis toegankelijke tentoonstelling wordt duidelijk dat het vroeger wemelde van de vis in de Biesbosch, waarbij zalm, elft (biologisch verwant aan de haring) en steur de ‘grote drie’ vormden. Andere aangevoerde vis werd wel verhandeld, zoals duidelijk wordt als in 1609 Lambrecht Peeterz, vishandelaar uit Geertruidenberg, ten behoeve van het hof in Den Haag ’17 kerpers; 24 snoecken; 14 baersen; 4 wijnden; 4 palingen; 10 braesemen en een truytken (ca. 60 cm lange zalm) levendich in een kaer’ naar Den Haag had gebracht. Duidelijk wordt ook dat pachters en autoriteiten het meest verdienden aan de gevangen vis. De tentoonstelling toont verder hoe de vis gevangen werd, hoe de verschillende pachtregelingen in de loop van de tijd veranderden, hoe afslag en handel werkten en ook hoe er vanaf de achttiende eeuw langzaam maar zeker een einde kwam aan de grootschalige visserij in de Biesbosch. Een tastbare herinnering aan het Bergse visserijverleden is de vishal, met een vergulde zalm als windwijzer.

Visserij in de Verdronken Waard is bijna synoniem met steekvisserij. Natuurlijk gebruikten de vissers ook ander vistuig, maar de grote zalmsteken waren er eeuwenlang dominant. Het gaat hier om fuikenvisserij. Een steek bestaat uit een lange rij in de rivierbodem geslagen palen, waartussen van wilgenteen een zeer grofmazig net is gevlochten. Het was gebruikelijk dat viswater werd verpacht, maar van 1421 tot 1516 was een periode waarin de vissers geen pacht betaalden. Dat veranderde in 1516, toen keizer Karel V een commissie in het leven riep die moest nagaan hoe het nu zat met de rechten op het gebied. Iedereen die claims meende te hebben, moest die indienen. De stad Geertruidenberg deed dat meteen. Een groot deel van het gebied, bezuiden de loop van de Oude Maas, behoorde min of meer bij de stad en de vissers van Geertruidenberg moesten op de afslag een twintigste penning ofwel 5% betalen. De stad claimde dus het recht dat ‘ingeld’ te blijven heffen. De commissie besloot een regeling in het leven te roepen die inhield dat de vissers voortaan pacht dienden te betalen voor het gebruik van steken. De pacht bestond uit een bedrag per gepachte lengte steek, ‘roeygelt’ genoemd (een roede is ca. 3,75 meter). Daarnaast moest een percentage, het ‘vroon’, van de gevangen vis worden afgedragen, dat afhankelijk was van de kwaliteit van het gepachte perceel. Het rond 1525 ingevoerde pachtsysteem bleek bijzonder fraudegevoelig.

Visafslag-Geertruidenberg-01.jpg

Er ontstonden in die tijd moeilijkheden van veel ernstiger aard. Die hadden te maken met de loop van de Oude Maas, de grens tussen het gebied van de zuidelijke vissers van Geertruidenberg en de noordelijke. De zalm kwam vanuit het zuidwesten het gebied binnen en ontmoette dus eerst de Geertruidenbergse steken. Om zoveel mogelijk te vangen maakten de Bergse vissers aan de noordkant van hun steken dwars op de steek lopende uitbreidingen. Hierdoor ontstonden in feite hekwerken die het noordelijk gebied zowat afsloten. Het gevolg laat zich raden: de noordelijken pikten het niet; er braken vechtpartijen uit en soms liepen de conflicten zo hoog op dat er zelfs doden vielen.

Van 1516 tot ca 1700 was er een tijd van consolidatie. De percelen werden ieder jaar in openbare zittingen aan de meestbiedende verpacht. De handel was vooral gericht op het zuiden. Alle vis moest als vanouds verplicht in Geertruidenberg worden aangevoerd en daar werd nog steeds ‘ingeld’ geheven. Ook was er illegale handel; het ontwijken van belasting is immers van alle tijden.

Op het Bergse Veld, later de Biesbosch genoemd, lagen regelmatig Antwerpse schepen, waarmee de vis levend kon worden vervoerd. Als de ‘uitlegger’ ofwel toezichthouder niet in de buurt was, verkochten de vissers snel hun zalm aan dat soort schepen. In de loop van de achttiende eeuw is er sprake van een langzame achteruitgang van de zalmvisserij. Belangrijke veranderingen treden in de Franse tijd op. Tijdens een bezoek van Lodewijk Napoleon brengen de vissers hem op de hoogte van de teruggang in opbrengsten, waarna de koning hen pachtvermindering toezegt. Het zou er niet van komen, want zijn keizer Napoleon was niet te spreken over het beleid van zijn broer Lodewijk in de Nederlanden en in 1810 lijft hij het hele gebied in. De Fransen hadden lak aan de smeekbeden van de vissers en in hetzelfde jaar gaven ze het hele Bergse Veld in pacht aan drie Bergse vishandelaren. De vissers restten niets anders dan in loondienst van de heren pachters te gaan werken.

Pas in 1824 is er voor het eerst weer een openbare verpachting van zalm- en schutwantvisserij. In de gloriedagen van de zalmsteken was schutwantvisserij een kleine vorm van nevenvisserij die plaatsvond aan de randen van het gebied. 1869 wordt gezien als het laatste jaar waarin er in de Biesbosch gericht op zalm werd gevist.

In het kader van het graven van de Nieuwe Merwede was een dijk gelegd van Werkendam tot aan de Anna Jacominaplaat tegenover Lage Zwaluwe. Vanwege die nieuwe dijk en de sluis bij Werkendam konden de vissen niet meer door de Biesbosch en kozen ze massaal de route over de Nieuwe Merwede.

De teloorgang van de visserij rondom Geertruidenberg was een feit.

Tekst: Terry van Erp / Jan Hoek

Bronnen: ‘Visserij in Noord-Brabant, 2021, Piet Martens; ‘Cultuurhistorie van de Biesbosch’, Biesbosch gastheerschapcursus 2019.