Stadsmilitie Bergsche Battery

Uit Stamboomboek Raamsdonk
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

29 september 2021

In 1715 zijn vier stroken van de door Rembrandt van Rijn geschilderde ‘De Nachtwacht’ afgesneden. Dat gebeurde toen het doek van een feestzaal in de Kloveniersdoelen verhuisde naar het nieuwe stadhuis, nu het Paleis op de Dam. Het Koninklijk Museum werd later het Rijksmuseum en heeft het zogenoemde schuttersstuk sinds 1808 in eeuwigdurend bruikleen van de gemeente Amsterdam. Het schilderij bleek te groot om het in het stadhuis op te hangen en dus werd het zo bijgesneden dat het tussen twee deuren paste. Het Rijksmuseum in Amsterdam heeft een reconstructie gemaakt van de ontbrekende stroken, afgedrukt op doek en rond ‘De Nachtwacht’ gehangen, zodat bezoekers een idee krijgen hoe het er origineel uitzag. Het originele doek had een afmeting van 379,5 x 453,5 cm, het ‘gekortwiekte’ doek 363 x 438 cm. Rembrandt schilderde het doek voor de Kloveniersdoelen, een van de drie hoofdkwartieren van de Amsterdamse schutterij. De originele naam van het schilderij is: ‘De compagnie van kapitein Frans Banninck Cocq en luitenant Willem van Ruytenburgh maakt zich gereed om uit te marcheren.’ De naam ‘Nachtwacht’ kreeg het schilderij door de donkere kleuren die Rembrandt gebruikte. Op het schilderij is te zien dat de schutters gewapend zijn met onder andere pieken en musketten en ook een tamboer met een grote trom en een vaandel zijn te bewonderen op het 170 kg zware doek (met lijst 337 kg). Het doek kwam in 1642 gereed en stelt een stadmilitie of schuttersgezelschap voor. De schutterij als stadsmilitie had als eerste taak, binnen de stadsmuren zorg te dragen voor orde, rust en veiligheid.

Dit jaar is het vijfentwintig jaar geleden dat de Bergsche Battery werd opgericht, een kleurrijk gezelschap dat de historische stadsmilitie van Geertruidenberg uitbeeldt. Evenals bij de door Rembrandt geschilderde Amsterdamse stadsmilitie heeft ieder een eigen rol, zoals de piekenier, musketier, kanonnier en tamboer. In Geertruidenberg werd in 1593, na de verovering van de stad door stadhouder Maurits op de Spanjaarden, de stadsmilitie gevormd. Vooral met als doel de stad te beschermen tegen Spaanse invallen. De huidige Bergsche Battery is een zo verantwoord mogelijke nabootsing daarvan, waarbij alle disciplines van toen vertegenwoordigd zijn. De samenstelling en taakverdeling van de Bergsche Battery geven een goed beeld van de stadsmilitie van weleer. Binnen de stadsmilitie zijn zeven disciplines actief die vallen onder het gezag van een commandant. De vaandelwacht bestaat uit de vaandrig (vaandeldrager), de tamboer en de bazuinblazer. De piekeniers vormen de ruggengraat van de Battery; deze soldaten zijn uitgerust met pieken van 2,5 en 5,5 meter lang. Zij vechten als één blok in de voorste linies om vijandige cavalerie uit te schakelen. Omdat het de meest risicovolle taak is, ontvingen de piekeniers vroeger een hoog soldij. De musketiers zijn bewapend met lontslotmusketten en verdedigen de flanken van het piekeniersblok. Een musket is een handvuurwapen uit de 16e en 17e eeuw; het is een gladloops voorlader, voorzien van een lontslot en het eerste vuurwapen waar kolf, lade en ontstekingsmechanisme één geheel vormden. Het vullen van de loop met kruit, het aanstampen ervan en het plaatsen van een brandend lont was een tijdrovende bezigheid; een geoefend schutter loste ongeveer één schot per minuut. De artillerie van de Bergsche Battery bestaat uit verschillende vaste en verplaatsbare kanonnen. Historische gietijzeren lopen zijn op gereconstrueerde affuiten geplaatst. Tijdens een veldslag heeft ieder kanon zijn eigen stuks-commandant. Hij stuurt zijn kanonniers aan bij het controleren van de loop (visiteren), laden, afvuren en schoonmaken van het kanon. Nadeel ten opzichte van de musketten is dat er maar vanuit één positie geschoten kon worden, terwijl een musketier gericht op een bewegend doel kan schieten.

Op een veilige plek achter de stelling staat de vaandrig samen met zijn tamboers en herauten opgesteld. Muzikanten zorgen voor sfeer en achter hun rug kringelt de rook van het kampvuur van de marketensters. Van oorsprong beijverden deze dames zich om het de soldaten zo aangenaam mogelijk te maken. Daarbij waren veel soldatenvrouwen die hun echtgenoten vergezelden, meestal echtgenoten oude(re) militairen beneden de rang van onderofficier. Maar ook waren loslopende dames die hun gunsten, tegen betaling, royaal verdeelden onder de ongehuwde piekeniers, musketiers en kanonniers. Veel van de marketensters, ook wel zoetelaarsters genoemd, dreven (ook) een levendige handel in eetwaren en dranken. In het kampement, waar ook de bemanningstent en de tent van de commandant zijn gevestigd, voorzagen de marketensters, voorzien van een onmisbaar tonnetje, de stadsmilitie van sterke drank. Het Nederlandse leger kende nog tot in de twintigste eeuw marketensters; daarna werd hun functie overgenomen door de kantinedienst en de Dienst Welzijnszorg Leger, waarvan de dienstplichtige soldaten altijd zeiden: ‘Welzijnszorg? Ons welzijn zal hun een zorg zijn!’ Evenals de ‘Bergsche Battery’ maakt ook de Koninklijke Landmacht bij officiële gelegenheden en demonstraties nog gebruik van marketentsters.

Tekst: Terry van Erp / Jan Hoek

Bronnen:

isgeschiedenis.nl;

rijksmuseum.nl;

wikipedia.org/wiki/Schutterij;

bergschebattery.nl