Paardenhandel Raamsdonk
Van paardenhandel tot rijvereniging in Raamsdonk[bewerken]
Tot aan het eind van de twintigste eeuw was Raamsdonk het centrum van de paardenhandel in Noord-Brabant. In 1987 onthulde Johannes (Jan) Schouten, van 1979 tot 1990 burgemeester van de gemeente Raamsdonk, aan de Schansstraat een kunstwerk van een paard. Hij deed dat in aanwezigheid van, zoals de burgemeester hen typeerde, de ‘paardengekken’ Piet de Bont, Jan Verschure en Kees Langerwerf, destijds respectievelijk 73, 83 en 90 jaar. Het door kunstenaar Harry Storms gemaakte bronzen kunstwerk kostte de gemeente 23.000 gulden en symboliseert het agrarische deel van de bevolking van Raamsdonk. Het dorp stond vanaf 1910 tot ongeveer 1935 bekend als hèt centrum van de paardenhandel in Noord-Brabant. Ook in Waalwijk was met regelmaat een zeer grote paardenmarkt; de handel in paarden was in De Langstraat dan ook een belangrijk middel van bestaan. De aanschafprijs van een paard lag in 1910 rond de 200 à 400 gulden, ter vergelijking: een koe kostte toen zo’n 150 gulden. Piet de Bont verkocht in 1939, het jaar waarin de klad in de paardenhandel kwam, een merrie voor 420 gulden en een veulen voor 48 gulden. Na de Tweede Wereldoorlog was het gedaan met de hegemonie van het (trek)paard. De tractor nam geleidelijk de rol over, al bleef het paard daarnaast lang gehandhaafd. Op de achtergrond speelde vaak een generatieconflict waarbij de ouderen hardnekkig weigerden om op zo’n trekker te rijden. De Marshallhulp zorgde vanaf 1947 voor een vloedgolf aan tractors uit Amerika. De mechanische paardenkrachten luidden het einde van een tijdperk waarin het werkpaard voor de nodige pk’s zorgde.
Het paard is van oorsprong een wild steppedier. De gedomesticeerde paarden werden later ingezet als lastdier, de landbouw achter eg of ploeg, het trekken van de kar van de schillenboer of melkman tot en met de bierwagen van bijvoorbeeld brouwerij De Wereld uit Raamsdonk, voor het leger en het trekken van koetsen en calèches. Overigens zijn tal van fraai gerestaureerde koetsen e.d. te bewonderen in het op Landgoed Het Broeck in Raamsdonk gevestigde rijtuigmuseum De Koetserij. Een aparte commissie kocht de voor het leger bestemde dieren. Eerst moesten dressuurproeven worden afgelegd en pas als de paarden aan alle eisen voldeden, kregen ze het militair certificaat. Tegenwoordig worden de paarden in het leger alleen nog ingezet bij ceremoniële activiteiten. Wel bestaat er nog steeds de bereden politie, waar de paarden worden ingezet tijdens een surveillance, bij acties van de Mobiele Eenheid en bij officiële gelegenheden. Naast de paardenhandel was ook de handel in hooi een belangrijke middel van bestaan en in de meeste plaatsen waren dan ook wel een paar stoom-hooipersen. Het regionale hooi was schraal en hard en daardoor bij uitstek geschikt voor paarden. In de hele regio stonden tal van door stoom aangedreven hooipersen, waaronder in Raamsdonk en raamsdonksveer. Bedrijven die je beter niet als buurman kon hebben, want in Raamsdonk woedde een brand waarbij zo’n 300.000 kg hooi verloren ging. Bij een ander bedrijf in het Langstraat-dorp ging maar liefst 3 miljoen kg hooi in vlammen op; de samengeperste hooibalen besloegen een oppervlakte van maar liefst 6000 vierkante meter.
In de regio werden door de paardenhandelaren in tal van plaatsen zogenoemde monsteringen gehouden, waarvan de grootste plaatsvond in Raamsdonk. Veel handelaren uit Frankrijk en Duitsland haalden in deze contreien veel vier- tot zesjarige rijpaarden. De paardenhandelaren overnachtten dan in Hotel-restaurant De Koppelpaarden waarbij kastelein Huib Floren een dubbelrol speelde. Naast gastheer in zijn horecabedrijf kocht hij in opdracht van zijn gasten, (hij sprak Frans en Duits), paarden in de regio van Zevenbergen tot Waalwijk. Piet de Bont kocht zijn paarden veelal in Spanje die waren doorgaans kleiner van stuk en lichter gebouwd. Sommige Duitse paardenhandelaren kochten paarden die werden ingezet in de mijnbouw. Jaarlijks was er op 14 augustus een nationale keuring en daags daarna een groot concours hippique. Van heinde en verre kwamen op die dagen handelaren en paardenliefhebbers naar Raamsdonk. Er kwamen landelijk bekende fokkers en wedstrijdruiters uit plaatsen als Breda, Den Haag, Nijmegen, Heemstede en Enschede. De Schansstraat voor De Koppelpaarden diende als ‘monsterbaan’. Als er een auto, boerenkar of hooiwagen aankwam, dan maakte iedereen gewoon even ruimte.
In 1923 richtte de in de Prins Hendrikstraat 15 woonachtige dierenarts Geert van der werf met dertien ruiters, voornamelijk agrariërs, rijvereniging Juliana te Raamsdonk op. Ruiters van het eerste uur waren onder andere Cel Zijlmans, Piet Boons, Piet de Bont, Jan Verschure, Ad van Onzenoort en Kees Bink. De twee laatstgenoemde waren decennialang commandant en instructeur. Aangezien de leden de hele week moesten werken op hun boerderij vonden de activiteiten plaats op zondag; de werkpaarden werden die dag gebruikt voor het sportieve vertier. De ruitersport bestond toen uit carrousel- en aangespannen rijden, jacht-rijden en tally-ho, een soort slipjacht.
Aanvankelijk was het een mannenclub en pas vanaf 1961 waren ook amazones welkom. Er werd deelgenomen aan tal van concoursen en jaarlijks organiseerde de rijvereniging zelf een concours, die elke keer weer uitmondde in een sfeervol dorpsfeest. De rijvereniging behaalde overal prijzen. Een van de hoogtepunten was het lustrumfeest van de Koninklijke Nederlandse Federatie van Rijverenigingen, dat in 1929 in Amsterdam plaatsvond; ‘Juliana’ was daar met niet minder dan negen paarden vertegenwoordigd. Op een gegeven moment werden de werkpaarden vervangen door luxepaarden, die deelnemen aan disciplines als dressuur en springen. In 2023 bestaat de Men- en Rijvereniging ‘Juliana’ 100 jaar. Een prachtig moment voor een spraakmakend concours hippique met een nostalgische paardenmarkt, dat later in de landelijke pers wordt beschreven als een ‘geweldig dorpsfeest in Raamsdonk’. Natuurlijk met een monstering in de Schansstraat. De luxe auto’s en de door tractors getrokken hooiwagens maken daarvoor graag even ruimte.