Hollands oudste stad
De stad Geertruidenberg bestaat op 21 september exact 808 jaar. In 1213 verwierf Geertruidenberg van graaf Willem I van Holland op die datum een aantal privileges en rechten, waarmee Geertruidenberg zich de eerste stad in het graafschap Holland mocht noemen. De strategische ligging zorgde ervoor dat de stad zich spoedig kon ontwikkelen en werd daardoor ook wel de ‘Sleutel van Holland’ genoemd.
Vorig jaar vierde Dordrecht het 800-jarig bestaan, want zij kreeg in 1220 stadsrechten van Willem I, een stad waarmee Geertruidenberg vaak handeldreef en dan voornamelijk wijn en hout. Maar de twee steden lagen ook vaak overhoop met elkaar. Dat escaleerde pas echt goed tijdens de Hoekse en Kabeljauwse Twisten. Geertruidenberg had de zijde gekozen van de Hoeken, terwijl Dordrecht zich schaarde achter de Kabeljauwen. Tijdens het Beleg van Dordrecht in 1418 waren poorters (stedelingen) uit Geertruidenberg betrokken. Dat zorgde voor revanchegevoelens; het Beleg van de Hoeks-gezinde stad Geertruidenberg in 1420 werd dan ook grotendeels gedaan door de poorters uit Dordrecht, dat zoals gezegd een Kabeljauws bolwerk was. In november 1420 wist de Hoekse aanvoerder Dirk van der Merwede vanuit Geertruidenberg, met een deel van het krijgsvolk, te ontsnappen naar Breda. Vervolgens werd het beleg afgebroken door de Kabeljauwen, die een verwoest Geertruidenberg achterlieten.
Het zou eigenlijk nooit meer goedkomen tussen de Pottenschijters (Bergenaren) en de Schapenkoppen (Dordtenaren). De verbale strijd gaat al decennialang over het feit wie nou Hollands oudste stad is. Ook twee historici bemoei(d)en zich ermee. Van Bas Zijlmans kwam in 1978 het boek ‘Geertruidenberg, Hollands oudste stad’ uit en vorig jaar van Henk ’t Jong het boek ‘Dordrecht, de oudste stad van Holland’. Zoals het tegenwoordig wel vaker gebeurt bij vetes tussen buren wordt het probleem aan de Rijdende Rechter voorgelegd. De tv-rechter was dolenthousiast en stelde een hoorzitting voor in historische kledij, te houden op slot Loevestein. Maar de burgemeester van Dordrecht had daar geen trek in en die stad trok zich vervolgens terug. Als je, zoals ’t Jong beweert, overtuigend bewijs hebt, toch wel een merkwaardige beslissing. Niettemin vond mr. Frank Visser het toch nodig op zijn website met een mening te komen. Hij kwam een volgens hem overtuigende blog tegen van Tiecelin over stadsrechten tegen. Kern van het daarin ontwikkelde betoog is, dat Dordrecht al ruim voor 1220 een stad was, terwijl de in 1213 aan het dorp Geertruidenberg verleende rechten eigenlijk weinig voorstelden. Een duidelijk gekleurd verhaal, want achter de naam Tiecelin schuilt de eerdergenoemde historicus Henk ‘t Jong, die stelt dat Geertruidenberg in 1213 geen stadsrechten, maar slechts marktrechten kreeg. Maar mr. Visser vindt de blog betrouwbaar genoeg om toch zijn mening te ventileren: “Dordrecht is de oudste stad van Holland, maar Geertruidenberg is er niet minder mooi om.” Een uitspraak die slechts past in een tv-programma van een commerciële zender, maar niet in een rechtbank. Mocht Geertruidenberg echter met een nog overtuigender verhaal komen en er toch met de winst vandoor was gegaan, had de toen nog ‘rijdende rechter’ alvast een mooie uitspraak in gedachten. ‘Dordrecht is de oudste stad IN Holland, maar Geertruidenberg is de oudste stad VAN Holland.’ Het is inderdaad maar goed dat de tv-uitzending in 2016 niet is doorgegaan, want een serieuze zaak dient op z’n minst serieus behandeld te worden.
Wat tegenwoordig Nederland heet, was in de dertiende eeuw een verzameling bisdommen, graafschappen en hertogdommen die niet schroomden elkaar het leven behoorlijk zuur te maken. Geertruidenberg was in de middeleeuwen strategisch gelegen op de grens van Holland en Brabant en daarom een gewild bezit voor zowel de Hollandse graven als de Brabantse hertogen. Op zaterdag 21 september 1213 verleent Willem I, graaf van Holland, aan de ‘opidani de Monte Sanctae Gertrudis’ stedelijke rechten. In art. 1 van het stadsrecht worden de inwoners van Geertruidenberg ‘opidani’ ofwel poorters genoemd. Het stadsrecht telt zestien artikelen en behelst onder meer tolvrijheid, het recht op drie jaarmarkten en een weekmarkt. Het verlenen van stadsrechten aan Geertruidenberg was in feite een strategische zet van de graaf van Holland. Begin 13e eeuw was Geertruidenberg de enige nederzetting van een zekere omvang. In 1200 versloeg Hendrik I van Brabant Dirk VII, waardoor laatste zich tot aan de Maas moest terugtrekken. Geertruidenberg kwam hierdoor direct aan de grens Brabant/Holland te liggen. Willem I zag de nederzetting als dé poort tot Holland. Om deze grens te consolideren verleende de graaf, die zich het belang van steden goed realiseerde, stadsrechten aan Geertruidenberg. Met het geven van stedelijke privileges en economische voorrechten hoopte hij te bereiken dat de stad zich in economische zin zou kunnen versterken, hetgeen door de aanleg van verdedigingswerken ook strategisch een goede uitwerking zou hebben. Dordrecht was weliswaar te midden van veenmoerassen een oudere nederzetting, maar kreeg dus pas in 1220 stadsrechten. De Sint-Elisabethsvloed 600 jaar geleden zorgde voor een merkwaardige situatie, want Geertruidenberg werd ineens door een grote binnenzee van de rest van Holland gescheiden, wat de stad geografisch gezien meer tot Brabant dan tot Holland behoorde. Toch bleef Geertruidenberg nog 382 jaar als een soort appendix tot Holland behoren. Ook de Fransen deelden de stad in 1801 in eerste instantie in bij het departement Holland, maar werd pas in 1807 losgekoppeld van Holland. In 1815, bij het ontstaan van het Koninkrijk der Nederlanden, ging Geertruidenberg van het machtige graafschap Holland definitief over naar Brabant. Nog steeds als Hollands oudste stad; Dordrecht mag zich wat mij betreft en zonder discussie de oudste nederzetting (Thuredrith) van Holland noemen.
Tekst: Terry van Erp / Jan Hoek
Bronnen:
Jaarboek De Oranjeboom 37 (1984), drs. P.J. Margry;
‘Repertorium van de stadsrechten in Nederland’, Joost C.M. Cox, 2012;
mrfrankvisser.nl;
‘Het stadsrecht van Geertruidenberg’ in ‘Verslagen en Mededelingen van de Vereniging tot uitgave der bronnen van het oude vaderlandsche recht (VMOVR)’, K.N. Korteweg, 1946.