Bergsche Maas
De Bergsche Maas scheidt Maas en Waal[bewerken]
Wateroverlast speelde een grote rol bij het graven van de Bergsche Maas. Daar was ook sprake van op 18 augustus 1904. Terwijl de regen die dag met bakken uit de hemel viel, staan langs de Maas bij Ammerzoden drommen mensen te kijken naar de aankomst van het stoomradarschip Krayenhoff van Rijkswaterstaat waarop zich koningin Wilhelmina en haar prins-gemaal Hendrik bevinden. Met dat schip heeft de jonge koningin net de Nieuwe Maasmond bij Heusden officieel geopend door met het schip een ijzerdraadversperring stuk te varen. De Nieuwe Maasmond zou vanaf 1906 officieel de Bergsche Maas gaan heten, een naam die het ontleent aan Geertruidenberg. De Bergsche Maas is gegraven om Maas en Waal te scheiden en de bevolking te beschermen tegen overstromingen. Het water in de Waal stond meestal hoger dan in de Maas, waardoor het water werd opgestuwd en slechts moeizaam in de Merwede geperst kon worden. De situatie verslechterde als gevolg van de Sint-Elisabethvloed van 1421, waardoor een fijnmazig netwerk van rivierarmen, kreken en killen ontstond, die nu de Biesbosch vormen. Pas in de 19e eeuw werden plannen gemaakt om de Merwede, Waal en Rijn geheel te scheiden van de Maas. Bij Wet (Maasmondwet) werd op 26 januari 1883 door koning Willem III bevolen tot het graven van de Bergsche Maas en het afsluiten van de Andelsche Maas, de huidige Afgedamde Maas. In de Wet staat het tracé omschreven als: ‘Een riviervak, beginnend in de Maas ten noorden van Hedikhuizen bij Heusden tot de vereniging met de Donge bij Geertruidenberg.’ Het had maar weinig gescheeld of de Eerste Kamer had het wetsontwerp verworpen, want de stemverhouding was 21-18. Tussen 1888 en 1904 werd de Maas op initiatief van ingenieur Cornelis Lely, bekend van de Zuiderzeewerken, bij Andel afgesloten en werd de rivier via de geheel door mens gegraven 24,5 km lange Bergsche Maas, compleet met zomerdijken, uiterwaarden en winterdijken. De rivieren Maas en Waal waren eindelijk van elkaar gescheiden.
Aanvankelijk was er voor gekozen om bij het graven de bedding van het Oude Maasje te volgens, waarmee in feite de oorspronkelijke loop van de rivier gevolgd zou worden. Maar daar kwamen de grondeigenaren en pachters tegen in opstand. Door de realisatie van de nieuwe rivier zagen zij zich afgesneden worden van hun hooilanden. Hun protesten kregen gehoor en er werd besloten een ander tracé te kiezen. Tussen Hagoort en Keizersveer loopt de Bergsche Maas daarom nu meer noordwaarts langs de bandijk van het Land van Altena. Op deze manier werd zeer goed hooiland gespaard, want uit dat gebied kwam volgens kenners het beste hooi van de wereld. Het was schraal en hard en daardoor bij uitstek geschikt voor paarden. Stalhouderijen, bierbrouwerijen, maneges en de cavalerie waren dan ook vaste afnemers van het hooi, dat ook nog eens geurde als geen ander. In onder anders Raamsdonk (nabij Molenpad), Raamsdonksveer (hoek Hoofdstraat/Heereplein) en ’s-Gravenmoer stonden de nodige hooipersen
De aanbesteding tussen de Dussense Gantel en het Holleke bij Keizersveer werd al op 14 december 1887 aanbesteed, maar door het slechte weer kon pas in april 1888 met de werkzaamheden gestart worden. In juni 1891 kwam dat riviervak (het totale tracé was verdeeld in zeven riviervakken) gereed en hadden de gravers ruim 3½ miljoen kubieke meter grond verzet. Het totale graafwerk duurde van 1888 tot 1894. De meest moderne technieken werden gebruikt: naast de traditionele ‘natte’ stoombaggermolens en zandzuigers, werd op grote schaal de grondgraafmachine ofwel de een excavateur ingezet. De vijf excavateurs verrichtten in het riviervak Heleind-Dongemond meer dan 90% van het graafwerk, de overige 10% van het grondverzet gebeurde met schop en kruiwagen. De machinist van de excavateur verdiende tien gulden per week, terwijl de gravers ofwel de ‘mannen met de spade in de hand’ één gulden per dag verdienden, voor een werkdag die duurde van vijf uur ’s morgens tot zeven uur ’s avonds; daar ging dan nog een cent van af voor de zogenaamde ‘vrije dokter’, een soort ziekenfondspremie die elke arbeider moest betalen.
Met de totstandkoming kwam er een voorlopig einde aan de wateroverlast van grote delen van Brabant en Gelderland. Niet voorgoed zo bleek, want eind januari 1995 vond een verplichte evacuatie plaats van zo’n 250.000 bewoners van het Rivierenland. Dit vanwege de hoge waterstand, onder meer van de Maas en Waal. Begin 2011 in de provincie Noord-Brabant in het kader van ‘Ruimte voor de rivier’ gestart met de uitvoering van het zogenoemde Terpenplan in de Overdiepse polder, dat is gelegen tussen de Bergsche Maas en het Oude Maasje. Hierbij is aan de noordzijde van de Bergsche Maas de dijk verlaagd waardoor er bij hoogwater het rivierwater de polder in kan stromen. Aan de zuidkant is een nieuwe winterdijk gebouwd die het binnengestroomde water tegenhoudt en het achterland beschermt. Tegen die nieuwe dijk zijn acht terpen gebouwd met daarop acht nieuwe boerderijen, waar de boeren van de Overdiepse polder nu hoog en droog wonen. Het project is in 2015 opgeleverd.