Tentoonstelling geeft Joodse historie van Raamsdonk en Geertruidenberg weer een gezicht

Uit Stamboomboek Raamsdonk
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

25 augustus 2021 - Inmiddels hebben meer dan 1000 mensen de indrukwekkende tentoonstelling bezocht. Een van de hoogtepunten is de replica van de synagoge van Geertruidenberg op ware grootte. De komende weken nemen wij u mee in de bijzondere verhalen van de Veerse en Bergse Joodse gemeenschap. Meer weten? Bezoeker dan de tentoonstelling in de Geertruidskerk.

Het ontstaan van de Joodse gemeenschap in Geertruidenberg

Deze siertorens worden geplaatst op stokken waaraan de torahrol bevestigd is. Deze zilveren voorwerpen worden rimoniem genoemd, als verwijzing naar de granaatappels die in de oudheid op de stokken geplaatst werden. (foto: Sjaak Verboom)

Geertruidenberg is meer dan zes eeuwen een Hollandse stad geweest. In de middeleeuwen was dit oude stadje een niet onbelangrijk handelscentrum en vanwege de strategische ligging aan de grens met Brabant van enige militaire betekenis. Daar kwam aan het einde van de 16e eeuw verandering in en Geertruidenberg werd een stille vestingstad. Alleen het garnizoen en de visserij zorgden voor enige bedrijvigheid. Door de eeuwen heen hebben er geen of slechts weinig joden in Geertruidenberg gewoond. Het blijft wat dit betreft bij een enkele vermelding uit vroegere eeuwen *1). In het jaar 1815 werd ”Hollands oudste stad” toegevoegd aan de nieuwe provincie Noord-Brabant. In die tijd vestigden zich overal joden en ook Geertruidenberg kreeg binnen de vestingwallen een kleine joodse kolonie. Deze joden waren slagers, veekooplieden of zij handelden in manufacturen of aanverwante zaken. Het duurde tot het jaar 1874 voordat zij een synagoge konden bouwen. Het waren vooral de mannen uit de opeenvolgende generaties Kalker, die de kleine joodse gemeente bestuurden. Er gebeurde niet zo erg veel in Geertruidenberg. Het was geen spraakmakende joodse gemeente en maar sporadisch werd er een bericht uit Geertruidenberg vernomen. De reconstructie van de geschiedenis van deze kleine joodse gemeente levert niettemin toch een boeiend verhaal op.

Eerste vestiging

In 1814 werd de in Geertruidenberg woonachtige David Simons genoemd als een van de veertien joodse mannen uit de provincie Noord-Brabant die als ”notabele” bekend waren. Daardoor kwam hij in aanmerking om deel uit te maken van de zg. Grote Kerkenraad, een college van mannen dat onder de leiding van de kerkvoogd van de Hoofdsynagoge van ’s-Hertogenbosch het synagogaal ressort Noord-Brabant moest gaan besturen. Als beroep van Simons werd opgegeven: aannemer, dat wil zeggen dat hij koopman was, handelend in opdracht van derden. Maar tegelijkertijd lijkt hij ook werkzaam geweest te zijn als slager. David Simons werd geboren omstreeks het jaar 1777 in het nabije Waspik en was een zoon van Simon Si(e)mons en Cornelia Abrahams *2). Hij trouwde omstreeks 1808 met Antje Marcus, geboren in 1785 te Arnhem. Op 16 februari 1808 kocht David Simons een ”huys en erve, staande en gelegen aan de zuidzijde van de Brandestraat” *3). De vorige eigenaar was Simon Heijmans, joods koopman te Dordrecht en zwager van David Simons. Simon Heijmans had dit huis gekocht in 1791 *4) maar het is niet zeker of hij hier zelf heeft gewoond.

Er woont in 1809 maar één joods gezin in Geertruidenberg. Enkele jaren later telde het stadje 9 joden, wat waarschijnlijk overeenkomt met twee gezinnen. Kort daarvoor (in 1810 of 1811) was Salomon Kalker uit Amsterdam hier komen wonen. Tevens was aanwezig ene M. van Dam *5), waarschijnlijk was hij knecht bij David Simons. Zowel in het gezin van Salomon Kalker *6) als in het gezin van David Simons *7) werd een aantal kinderen geboren en daarmede was de basis gelegd voor een toekomstige kleine joodse gemeente.

Van Huissjoel naar een echte Sjoel

Tot 1875 waren de joodse inwoners van Geertruidenberg aangewezen op diverse huissjoels. Het gemis van een echte Sjoel deed zich des te sterker voelen bij een begrafenis (lewaje) of als een jongen op dertien jarige leeftijd kerkelijk meerderjarig werd (bar mitzwah). Bij deze gelegenheden trokken de joden van Geertruidenberg naar Oosterhout. ”Zij hebben noch Seifer Tora noch minjan. Als zij een lewaje of Bar Mitzwah hebben komen zij hier in onze synagoge,” schreef de Oosterhoutse kerkmeester Jonas Hartog de Jong in een brief aan de Haagse Hoofdcommissie.

Doordat enkele broers Simons omstreeks 1852 Geertruidenberg verlieten ontstonden er vanaf die tijd problemen. In hun huis in de Brandestraat werden van oudsher synagogediensten gehouden. Hier was een kamer die hiervoor speciaal was ingericht en van de hiervoor noodzakelijke inrichting was voorzien. Na het vertrek van de familie Simons was dit lokaal niet meer beschikbaar en hadden de kerkmeesters Salomon en Heijman Kalker een probleem. Alles werd uit de kast getrokken om een echte Sjoel in Geertruidenberg te bouwen. Tot die tijd vonden de diensten plaats in de veel te kleine kamer bij de familie Kalker.

In 1873 had het bestuur van de joodse gemeente aan het stadsbestuur van Geertruidenberg een subsidie van ƒ100,- gevraagd. Tevens werd verzocht om een smalle strook grond aan de Brandestraat ter beschikking te stellen voor de bouw van een synagoge. Het stadsbestuur stond hier welwillend tegenover en beide verzoeken werden ingewilligd.

Kort daarop kon men met de bouw van de kleine synagoge beginnen en in oktober 1875 was het gebouw gereed. Op vrijdag 23 oktober, om half twee ’s-middags, begonnen de inwijdingsplechtigheden. Met twee rijtuigen werden de Heilige Wetsrollen naar het nieuwe synagogegebouw overgebracht. Nadat deze Wetsrollen de synagoge waren ingedragen volgden de gebruikelijke zeven ommegangen en werden de gebruikelijke gezangen uitgevoerd door Salomon Sitters, voorzanger en godsdienstleraar te Tilburg. Het kleine gebouwtje was overvol.

Salomon Sitters was de hoogste religieuze autoriteit en aan hem was de taak opgedragen een feestelijke rede te houden bij de opening van de synagoge. (bron: Joods Geertruidenberg)

Naast de gehele joodse gemeente waren aanwezig de burgemeester van Geertruidenberg en een aantal leden van de gemeenteraad. Andere gasten waren o.m. de plaatselijke garnizoenscommandant en de dominee Barend Glasius van de Nederlands Hervormde Gemeente Geertruidenberg. Salomon Sitters was de hoogste religieuze autoriteit en aan hem was de taak opgedragen een feestelijke rede te houden, waarvoor hij gekozen had Genesis, hoofdstuk 28 vs.17. ”Hoe ontzagwekkend is deze plaats. Dit is het huis van God en de poort van de hemel.”

Daarna hield Jacob Kalker een toespraak waarin hij de lange tijd van voorbereidingen memoreerde en allen dankte die bijgedragen hadden om het plan ten uitvoer te kunnen brengen. Voor het eerst kon men op sjabbat naar de nieuwe sjoel gaan. Trots stond daar op de hoek van de Brandestraat en Elfhuizen het streng uitziende smalle gebouwtje, zonder veel uiterlijk vertoon, afgezien van de twee kleine torentjes, symboliserend een Sefer Tora. Hoog in de gevel bevonden zich twee tafelen met de Tien Geboden.

Nadat op zaterdagavond 24 oktober de duisternis was ingevallen werd nog een bal georganiseerd waarvoor ook een aantal bezoekers uit Breda waren overgekomen. Met een dergelijke feestelijke bijeenkomst werden belangrijke gebeurtenissen in de mediene afgesloten. Voortaan had Geertruidenberg een echte synagoge, een nietig gebouwtje in de schaduw van de imposante Geertruidskerk.

Tweede Wereldoorlog

Bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog op 10 mei 1940 woont te Geertruidenberg nog een kleine joodse gemeente van vijftien personen. Deze personen zijn afkomstig uit verschillende families: Kalker (Geertruidenberg), Hakkert (’s-Grevelduin-Capelle), Kooperberg (Raamsdonksveer) en Wijsenbeek (Culemborg). Ze zijn allen door zowel familiebanden als zakelijke connecties met elkaar verbonden. Zij behoren - op een enkele uitzondering na - tot de arbeidersklasse.

Opvallend is het groot aantal ongetrouwde gezinsleden binnen deze joodse families. Waarschijnlijk is dat het gevolg van de kleine en ver uiteenliggende joodse gemeenten, zodat het in eigen omgeving moeilijk is een huwelijkskandidaat te vinden.

In mei 1940 wonen in Geertruidenberg de volgende gezinnen:

- Van het echtpaar Moses Simon Kalker (1830-1904) en Jenette Hartog (1840-1917) wonen in Geertruidenberg de kinderen: Sara (ongetrouwd), Rika (weduwe), Sofia (naaister en ongetrouwd), Salomon (roepnaam Sam, koopman) en Magdalena (roepnaam Leen). Alle kinderen – uitgezonderd Leen – wonen op het adres Stationsweg 5.

- Van het echtpaar Jacob Kalker (1824-1892) en Hester Walg (1826-1890) wonen in Geertruidenberg de kinderen: Louise (weduwe van haar neef Heijman Kalker) en Salomon (roepnaam Sam) o.a. op de adressen Markt C 113, Dordtschestraat A 101 en Stationsweg C 135.

- Sam Kalker (1862-1943 zoon van Jacob sr.) woont later met zijn vrouw Flora Wijsenbeek (1860-1943) samen met hun drie ongetrouwde kinderen: Jacob, Elisabeth en Hester in een huis aan de Markt nr. 37 “De Roode Sterre”.

- Mozes (roepnaam Mau) Kooperberg (1881-1954) en Magdalena (roepnaam Leen) Kalker wonen met twee (Bertrien en Jacob) van hun vijf kinderen op het adres Koestraat 34.

Op 9 april 1943 vertrekken tien joodse inwoners van Geertruidenberg – daartoe uiteraard gedwongen – met de trein naar Kamp Vught (Konzentrationslager Herzogenbusch) met niet meer dan wat schamele persoonlijke bezittingen. Ze keerden nooit meer terug.

De meesten van hen waren op leeftijd. De 81-jarige mevrouw Elisabeth Hakker(t) lag al maanden in het ziekenhuis van Geertruidenberg. Zij moest onmiddellijk doorreizen naar doorgangskamp Westerbork, het voorportaal van de massavernietiging. De 83-jarige mevrouw Flora Kalker-Wijsenbeek bezweek begin mei onder barre omstandigheden in Vught. De anderen werden niet lang daarna alsnog via Westerbork in goederen- en veewagons gedeporteerd naar het vernietigingskamp Sobibor. Allen zijn onmiddellijk na aankomst omgebracht in de gaskamers.

Geertruidenberg is één van de plaatsen in Nederland waarvan in de periode 1942-1944 de joodse inwoners zijn gedeporteerd of ondergedoken. Tien gedeporteerden zijn omgekomen in vernietigingskampen en vijf onderduikers wisten met hulp van goedwillende burgers hun leven te redden en aan de klauwen van de Holocaust te ontkomen.

Om niet te vergeten wat de Joden tijdens de Tweede Wereldoorlog is aangedaan, heeft de in 2013 opgerichte Stichting Stolpersteine Geertruidenberg het initiatief genomen om in Geertruidenberg voor de woonhuizen waaruit de tien Bergse joden op 9 april 1943 vertrokken, zogenaamde Stolpersteine (struikelstenen) in het plaveisel te leggen.

Zie: www.joodsgeertruidenberg.nl/Stolpersteine

Voor openingstijden Geertruidskerk zie: www.geertruidskerk.nl/agenda

Bronnen: J. Bader / Tussen twee stromen & Bas Zijlmans / Mo(nu)ment om niet te vergeten.