Papierfabriek Maasmond te Keizersveer

Uit Stamboomboek Raamsdonk
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Papierfabriek-01.jpg

Het gemeentelijke jaarverslag van Raamsdonk meldt in 1873 dat aan Keizersveer een stoomfabriek tot het bereiden van papier in aanbouw is. De fabriek wordt in 1874 voltooid en in gebruik genomen. Zij beschikt over een stoomwerktuig van “hooge drukking” met een vermogen van 60 m² en bestaat volgens de beschrijving uit drie stoomketels van 50 PK en vier draaiende ketels.

Het eerste jaar dat het bedrijf in werking is, zijn er 60 arbeiders in dienst, onder wie 25 vrouwen. Kinderen staan er nog niet op de loonlijst. Het weekloon loopt uiteen van fl. 4,00 tot maximaal fl. 7,50. Er wordt dat jaar 3.600 ton stro aangevoerd en verder 432 ton “soda asch”, 432 ton chloor, 1.440 ton kalk of kalkoteen, 20 ton chemicaliën en 5 ton aan andere benodigdheden. Om dit materiaal tot papierstof te verwerken wordt een berg steenkool van maar liefst 7.200 ton ingeslagen. De productie van “strostof” bedraagt 1.440 ton per jaar.

De ligging aan het water met een eigen haven bewijst goede diensten, gezien de aan- en afvoer van deze grote hoeveelheden goederen. In het jaarverslag van 1876 wordt voor het eerst de Belg Auguste Chantrenne als eigenaar vermeld, hoewel hij voor het benodigde kapitaal ook Nederlandse investeerders aangetrokken heeft. Het personeel neemt toe tot zeventig: 30 mannen, 20 vrouwen, 10 jongens en 10 meisjes.

In 1878 staat de teller al op 102. Vanaf 1881 zijn er geen meisjes meer in dienst. In 1882 worden de Britten Evans & Owen eigenaar, maar loopt ook de bedrijvigheid wat terug. Dat leiden we althans af uit de afkalvende personeelsaantallen. Vanaf juli 1887 wordt de fabriek – dan weer aangemerkt als “van Chantrenne & Co” – geheel buiten werking gesteld. Economisch gaat het niet goed. De Commissaris der Koningin tekent in het jaarverslag van 1903 aan “dat er tijdens de beginfase van de fabriek veel Hollandsch geld verloren is gegaan”. Ook is het werken er ongezond: “als de menschen er een paar jaar werken, dan zien ze er uit als lijken”.

Na enkele jaren van stilstand wordt de productie in 1891 weer opgestart door de nieuwe eigenaar Dutch Paper Pulp Co. uit Londen, met een 20- tot 25-tal mensen. De stoomvoorziening wordt belangrijk uitgebreid tot een vermogen van 150 PK en later, in 1897, zelfs tot 400 PK. Het aantal werktuigen aangedreven door stoom neemt navenant toe tot vijf.

In datzelfde jaar wordt de fabriek getroffen door wateroverlast. Een stormvloed zet op 18 juni 1897 de omgeving onder water en richt de nodige schade aan. Niettemin gaat het ombouwen van strostof- naar papierproductie gestaag door. Rond de eeuwwisseling zijn er alweer meer dan 100 mensen in dienst. Steeds grotere hoeveelheden fijnpapier rollen van de band en vinden ook steeds meer hun weg naar binnenlandse afnemers. In het verleden werd het eindproduct vrijwel uitsluitend naar Engeland geëxporteerd. Het fijnpapier voor de Nederlandse markt wordt vooral gebruikt voor zegelpapier en briefkaarten. In het eerste decennium van de twintigste eeuw blijft de productie toenemen, maar de directie van de onderneming klaagt wel over toenemende buitenlandse concurrentie en concurrentievervalsende importheffingen.

In 1908 verleent de gemeente Raamsdonk voor het laatst een vergunning voor stoommachines in de papierfabriek. Door de grensregeling van 23 Juli 1908 gaat het gedeelte waarop de fabriek gevestigd is, over naar de gemeente Dussen. De directie is ongelukkig met de overgang van Raamsdonk naar Dussen en klaagt haar nood bij de Commissaris van de Koningin. Men vreest dat de burgemeester van Dussen – een landbouwer – onvoldoende oog heeft voor de belangen van de industrie en te weinig verstand van met name het verstrekken van vergunningen voor overwerk en van hinderwetgeving.

Een nieuw probleem is de teruglopende waterkwaliteit; het water uit de Bergse Maas is vaker vervuild en troebel en daardoor minder geschikt voor papierbereiding. Derde probleem betreft de nieuwe veerdienstregeling waarbij ná negen uur ’s avonds niet langer wordt overgezet. Gelukkig wordt hierin deels voorzien door na verloop van tijd ’s nachts een voetveer in te leggen, zodat de nachtploeg – met het opstarten van de papierproductie is ook de ploegendienst ingevoerd – toch overgezet kan worden.

Rond 1920 onderging de fabriek nog een flinke uitbreiding. In de winter van 1944-1945 werd de fabriek echter door oorlogsgeweld verwoest en is daarna niet meer opgebouwd.

Bron: Terry van Erp

Zie ook: Papierfabriek Maasmond