Kasteel Geertruidenberg
Inhoud
Het KASTEEL GEERTRUIDENBERG, GRENS HOLLAND-BRABANT 1325, ZUIDERWATERLINIE ‘AVANT LA LETTRE’[bewerken]
Aan het begin van de 14e eeuw is de grenslijn tussen het graafschap Holland en het hertogdom Brabant omstreden en moeilijk verdedigbaar. De grensgeschillen leiden tot veelvuldige twisten tussen Holland enerzijds en Brabant en de Baronie van Breda anderzijds. Na de Brabantse overrompeling van Geertruidenberg in 1304 en de nederlaag in 1318-1319 in de oorlog tegen Brabant, worden in 1325 de onderlinge grensgeschillen beslecht en de grenslijn wordt definitief bepaald.
Graaf Willem III (1287-1337) van Holland beseft dat de grenzen van zijn graafschap beter beschermd dienen te worden. Om dat te bewerkstelligen beleent hij in 1323 zijn kamerling Willem van Duvenvoorde (1290-1353) met het schoutambt van Geertruidenberg en draagt hem op om bij de stad een steenhuys ende eene veste (versterkt en ommuurd kasteel) te bouwen. De graaf geeft hem daarvoor alle onse quareelen (bakstenen) die wij hebben doen maecken tot Sinte Gertruydenberghe.
Dat er haast geboden is bij de bouw van het kasteel, blijkt uit de eis van de graaf dat het kasteel binnen twee jaar gereed moet zijn.
Met de kastelen van Geertruidenberg, Oosterhout, Zevenbergen en Heusden, meent de graaf de zuidwestelijke grens van het graafschap voldoende te hebben beveiligd. De grens loopt dwars door een waterrijk gebied, dat wordt gevormd door hoog gelegen zandopduikingen, omgeven door moeras- en veengebieden, en rivieren. Feitelijk gezien kan deze grens, in de hoedanigheid van een natuurlijke water-barriere, worden beschouwd als de voorloper van de Zuiderwaterlinie. Het kasteel verrees aan de zuidoostkant van de stad. Het was gemaakt van hout, baksteen en natuursteen en bestond uit een vierkant ommuurd terrein met daarop hoofdburcht, voorburcht en torens (in ieder geval twee). Archiefstukken maken melding van diverse vertrekken: trap van hardsteen naar de hoge zaal, oude zaal, kamers voor de Graaf van Holland in de voorburcht, kapel, portaal, keuken, brouwhuis, stal en gevangenis. Het complex werd omringd door een binnen- en een buitengracht. Op het tussenliggende land bevond zich een boomgaard.
Het Bergse kasteel vormt in de 14e en 15e eeuw een belangrijke schakel in de verdediging van de grens tussen het graafschap Holland en het hertogdom Brabant, en de stad wordt dan ook lange tijd “De Sleutel van Holland” genoemd.
EEN WAARSCHIJNLIJK CORRECTE AFBEELDING VAN HET KASTEEL (SLOT), MS-KAART, 1520.
FICTIEVE AFBEELDING VAN HET KASTEEL ANNO 1417, PENTEKENING 18e-EEUW.
DE ONDERGANG VAN HET KASTEEL[bewerken]
De ondergang van het kasteel van Geertruidenberg is te wijten aan een langdurige politieke twist: genaamd de “Hoekse en Kabeljauwse Twisten”. Het eerste grote beleg van het kasteel vindt plaats van begin oktober 1351 tot 18 augustus 1352 tijdens een troonstrijd om de heerschappij over Holland, Zeeland en Henegouwen.
De hoofdpersonen in deze strijd zijn keizerin Margaretha (Hoeks) en haar zoon Willem V (Kabeljauws).
De bezetting van het kasteel bestaat uit de Hoekse kastelein Filips van Polanen en 34 man krijgsvolk. De aanvallende Kabeljauwse partij wordt gevormd door detachementen van de steden Dordrecht, Haarlem, Delft, Leiden én Geertruidenberg! Hieronder bevinden zich twaalf prominente Hollandse edelen. De bezetting van het kasteel wordt uitgehongerd en moet zich uiteindelijk overgeven aan Willem V, die daarvoor uit Dordrecht naar Geertruidenberg is gekomen. Het kasteel loopt grote schade op maar wordt weer hersteld.
VOORBEELD VAN EEN WEERMUUR MET WEERGANG (WALLWALK)
Brand[bewerken]
De Hoekse en Kabeljauwse Twisten laaien in 1420 opnieuw op omdat familieleden elkaar bestrijden om de heerschappij over Holland. Ditmaal zijn de Hoekse gravin Jacoba van Beieren en haar Kabeljauwse oom hertog Jan van Beieren de hoofdpersonen. De kastelein van Geertruidenberg, Dirk van de Merwede, een vriend van Jacoba van Beieren en hertog Jan IV van Brabant, staat aan haar zijde. Jacoba van Beieren neemt tijdelijk haar toevlucht tot het Bergse kasteel. Jan van Beieren vestigt zich te Dordrecht, dat zijn zijde kiest. Omdat de Bergse burgerij neigt naar de Kabeljauwse kant waarschuwt Dirk vooraf de Bergenaren om vooral de Dordtenaren buiten de stad te houden, zo niet, dan zal hij de stad in brand steken:
tot wat tijden dat ghy die van Dordrecht in u stede laet komen, so segghe ic u voorwaer, dat ic ’t vyer in u stede schieten sal.
De burgerij slaat de waarschuwing van Dirk in de wind, en zodra de Dordtenaren met hun ‘soudeniers ende knechten’ (huurlingen, krijgsvolk) voor de stad verschijnen, openen zij de stadspoorten. Het kasteel wordt omsingeld, maar Dirk slaat alle stormaanvallen af en uit woede schiet hij op Sint Lambertusdag (17 september) ’s middags om vier uur, overvloedig het vuur in alle hoeken van de stad, die nagenoeg geheel afbrandt. Na dit echec worden Kabeljauwse versterkingen naar Geertruidenberg gezonden om de brand te wreken. Ze brengen kanonnen mee en bestoken daarmee het kasteel, dat grote schade oploopt en waarvan onder meer twee torens vernield worden. Dirk van de Merwede houdt het beleg 26 weken uit, maar moet uiteindelijk capituleren en uitwijken naar Breda. Ook nu wordt het kasteel herbouwd.
De Sloop[bewerken]
Aan het eind van de 15e eeuw is het kasteel nog slechts een nutteloze ruïne en een reden voor het stadsbestuur om in 1523 keizer Karel V, die eveneens graaf van Holland en eigenaar van het kasteel is, te verzoeken om die te mogen afbreken voor de verbetering van de stad. In 1525 geeft de keizer daarvoor zijn toestemming. Het slopen kan beginnen en in 1547 wordt de allerlaatste bovengrondse steen van het kasteel afgebroken!
Vier en een halve eeuw later worden in de periode december 2000 - mei 2002 door de Archeologische Werkgroep van de Oudheidkundige Kring “Geertruydenberghe” meerdere fundamenten van het kasteel opgegraven.
In 2017 wordt een plan gepresenteerd om een deel van het kasteel bovengronds zichtbaar te maken.
Bron: Bas Zijlmans