Ir. Anton Adriaan Mussert

Uit Stamboomboek Raamsdonk
Naar navigatie springen Naar zoeken springen


Mussert-03.jpg

Anton Adriaan Mussert wordt geboren op 11 mei 1894 in Werkendam, Noord-Brabant. Hij is de zoon van Johannes Leonardus Mussert en Frederika Witlam, en is het vierde kind in het gezin. Later krijgt hij nog een zus. Het gezin Mussert is streng gereformeerd en de jeugd van Anton staat dan ook in het teken van gehoorzaamheid aan zowel God als aan zijn zeer strenge vader.

Op school valt Mussert enkel op door zijn atletische vermogens en zijn kleine postuur: hij haalt zijn diploma in 1912 met vooral matige voldoendes. Na zijn slagen wil Anton Mussert in dienst treden bij de marine, maar hij wordt afgewezen op basis van zijn lengte. Daarom meldt hij zich aan voor de studie weg- en waterbouwkunde aan de Technische Universiteit in Delft, en gaat hij met zijn hele gezin in die stad wonen. Dat zijn familie dicht bij hem woont, is mogelijk de reden dat Anton tot een hele serieuze student verwordt en zich niet te buiten gaat aan tabak, drank en studentenfeesten. Hij heeft weinig contact met zijn medestudenten en wordt gezien als een eenling. In 1913 overlijdt Anton’s vader, met als gevolg dat Anton in een ernstige depressie raakt. Dat hij er uiteindelijk weer bovenop komt is te danken aan zijn studiebegeleider, dhr. Ploeg.

Als in 1914 de Eerste Wereldoorlog uitbreekt, meldt Anton Mussert zich aan als vrijwilliger bij het Nederlandse leger. Hij maakt het tot korporaal bij de artillerie, maar wordt niet veel later getroffen door een ernstige nierkwaal. In 1915 wordt hij officieel afgekeurd. Tijdens zijn ziekbed wordt Anton goed verzorgd door zijn 18 jaar oudere tante Maria Witlam. Zó goed zelfs (Maria is verpleegster van beroep), dat ze een relatie krijgen en in 1917 – met toestemming van koningin Wilhelmina, aan wie het stel dispensatie vraagt op de wet die huwelijk tussen tante en neef verbiedt – met elkaar trouwen. De band tussen de 23-jarige Anton en zijn moeder wordt door dit huwelijk op een zeer laag pitje gezet. Een jaar na het huwelijk, op 5 juli 1918, studeert Mussert af en wordt hij benoemd tot civiel ingenieur.

Als ingenieur behaalt Anton Mussert grote successen. In september wordt hij aangenomen bij Rijkswaterstaat, en nog geen jaar later is hij al ‘ingenieur derde klasse’ en heeft hij een vaste aanstelling. Anton’s eerste politieke actie volgt in 1925, als Nederland en België op het punt staan om een verdrag te tekenen dat ervoor zorgt dat Antwerpen via een kanaal wordt verbonden met de Rijn en zodoende een concurrent kan worden voor de Rotterdamse haven. Mussert is van mening dat Nederland puur is ingegeven door angst en met de plannen bijdraagt aan het Frans imperialisme, en daarom wordt hij secretaris van het Nationaal Comité van Actie tegen het ontwerpverdrag. Zijn comité heeft groot succes, want uiteindelijk zorgt het ervoor dat de Eerste Kamer de plannen in 1927 verwerpt en de verantwoordelijke minister aftreedt. Voor Anton is het succes een grote bron voor zelfvertrouwen, en voor het eerst krijgt hij de indruk dat hij een goede organisator is.

Mussert-poster klein.jpg

Anton’s politieke carrière lijkt slechts van korte duur te zijn geweest, als hij in ’27 wordt benoemd tot hoofdingenieur bij de Provinciale Waterstaat. In zijn vrije tijd gaat hij zich echter, daarbij beïnvloedt door zijn vriend Cornelis van Geelkerken, steeds meer verdiepen in het fascisme. Mussert is teleurgesteld in de Nederlandse democratie omdat hij beroepsmatig veel tegenwerking krijgt van het bureaucratische systeem. Bovendien is hij een groot voorstander van een vereniging van Nederland en Vlaanderen, en is hij er door de Beurskrach in Amerika uit 1929 van overtuigd geraakt dat Nederland zich in een groot economisch gevaar verkeert. In 1931 richt Mussert daarom samen met Cornelis van Geelkerken de Nationaal-Socialistische Beweging op. De NSB is net als de Duitse NSDAP sterk afhankelijk van één grote leider en stelt het landsbelang boven het individueel belang, maar is in zijn beginjaren nog niet antisemitisch ingesteld. Mussert verwerpt in de partijkrant 'Volk en Vaderland' openlijk de Reichskristallnacht (een nacht waarin in heel Duitsland synagogen in brand werden gestoken en Joden werden mishandeld) en ook na 1940, het begin van de oorlog, wil de NSB zich officieel nog niet negatief over Joden uitlaten. Aan de andere kant ondersteunt hij in een brochure uit 1937 wel de rassenleer, en worden er vanaf 1938 geen joodse leden meer aangenomen bij de NSB. Een groep hooggeplaatste leden van de partij, met Meinoud Rost van Tonningen voorop, dringt echter aan op een meer uitgesproken antisemitische houding. Ook de nazi’s zijn niet blij met Mussert’s relatieve tolerantie richting joden, en die kritiek is uiteindelijk de reden dat alle Joodse leden van de partij – hoewel dat er niet veel meer zijn – eind 1941 worden verstoten.

Mussert is min of meer een buitenbeen binnen zijn eigen partij. Was hij eerder al één van de weinigen die het antisemitisme niet actief ondersteunde, tijdens de oorlog voelt hij zich eenzaam in zijn strijd om een ‘Groot Nederland’ (Nederland, Vlaanderen en Wallonië) binnen het Derde Rijk te creëren. Het laatstgenoemde plan wordt al in juni 1940 door de Duitsers afgewezen. Zijn ideologische afwijkingen zijn de reden dat Mussert door de NSDAP niet echt serieus wordt genomen, tot zijn eigen teleurstelling wordt dan ook niet Anton Mussert, maar de Oostenrijkse Arthur Seyss-Inquart benoemd tot rijkscommissaris van Nederland. Hoewel Hitler geen fan is van Mussert, hebben de twee diverse malen contact met elkaar. In 1941 legt Anton Mussert de eed van trouw bij Hitler persoonlijk af, maar een jaar later wordt hij door diezelfde 'Führer' afgewezen als de Nederlandse Hoofd van Staat.


Villabouchina klein-02.jpg

Als secretaris-generaal van Binnenlandse Zaken K.J. Frederiks in 1942 een plan presenteert om joden met een speciale maatschappelijke functie bescherming te bieden, grijpt Mussert die kans om zelf een lijstje op te stellen van 64 voormalige joodse NSB-leden. Deze joden zullen een plek krijgen in Villa Bouchina te Doetinchem, alwaar zij zich ervan verzekerd kunnen stellen dat zij niet worden gedeporteerd naar een concentratiekamp als Auschwitz. Slechts negen van deze zogenaamde 'Mussert-joden' nemen de uitnodiging aan, en acht van hen worden al in april 1943 toch gedeporteerd naar Theresienstadt. Uiteindelijk overleven zes Mussert-joden de oorlog.

In september 1944 wordt het Mussert duidelijk dat Duitsland aan de verliezende hand is en begint hij met de voorbereidingen voor het evacueren NSB-vrouwen en –kinderen uit het zuiden des lands. Anton Mussert krijgt daarvoor hulp van Hanns Albin Rauter, maar in ruil voor die hulp moet hij een oproep aan alle NSB-mannen doen om zich aan te melden bij de Landwacht. Als op 5 september Dolle Dinsdag uitbreekt, valt de NSB min of meer uit elkaar doordat bijna iedereen op de vlucht slaat. Mussert zelf blijft in Utrecht, waar hij op 7 april 1945 zijn laatste rede houdt. Op de 25e van dezelfde maand krijgt Mussert een aanrijding waarbij hij gewond raakt, en wordt hij opgenomen in het Haarlemse ziekenhuis. Het nieuws bereikt de commandant van de ondergrondse knokploeg, die ook arts is, en zo ontstaat het plan om de NSB-leider te ontvoeren. Het plan gaat niet door, omdat in de nacht van 25 op 26 april NSB-lijfwachten in het ziekenhuis arriveren. Op 1 mei 1945 wordt bekend dat Adolf Hitler zichzelf van het leven heeft beroofd, drie dagen later ontvangt Mussert het bericht dat Duitsland is gecapituleerd. Op 7 mei laat de gevallen leider weten dat hij zich ter beschikking stelt aan het nieuwe gezag, en dat hij zich in het Groen van Prinstererhuis bevindt. Nog diezelfde middag arriveren leden van de Binnenlandse Strijdkrachten en de waarnemend Commissaris van Politie om Mussert te arresteren. Laatstgenoemde dwingt eerst af dat hij nog een maaltijd kan nuttigen, en wordt om zeven uur ’s avonds gearresteerd.

Anton Mussert (1945).jpg

Op 27 en 28 november dient de rechtszaak tegen Mussert, hij wordt verdacht van "Poging om het land onder vreemde heerschappij te brengen", "Poging om de grondwettige regeringsvorm te veranderen" en "Hulpverlening aan de vijand". Anton Mussert verdedigt zichzelf op een grootse manier, maar wordt toch tot de dood veroordeeld. Het feit dat hij ook negen joden heeft beschermd, doet daar niks aan af. De vroegere leider gaat in hoger beroep, wordt nog eens tot de dood veroordeeld, en vraagt vervolgens gratie aan. Dat wordt afgewezen. Op 7 mei 1946 wordt hij om half zeven ’s ochtends gefusilleerd op de Waalsdorpervlakte.

Mussert’s lichaam wordt anoniem begraven, maar tien jaar later verdwijnt het lichaam plotseling uit zijn graf. Het stoffelijk overschot is nooit meer teruggevonden, men vermoed dat is opgegraven door vier voormalig oostfrontstrijders en bij één van hen in de tuin is herbegraven.

Er zijn ook verhalen dat de grafschenders zich hebben vergist, en dat ze het verkeerde lichaam hebben meegenomen.

De begraafplaatsdirecteur zou de resten van de man daarna uit voorzorg hebben verspreid in een knekelgraf.