Uit Stamboomboek Raamsdonk
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
De politieke geschiedenis van het graafschap Holland tussen de eerste graaf Dirk I (863) en de Bourgondische machtsovername in 1433 is het beste te typeren als de wording van een middeleeuwse landsheerlijkheid. Pas in de twaalfde eeuw werden de contouren van een zelfstandig graafschap zichtbaar. De graaf had zich ontwikkeld tot de samenbindende factor en de bron van alle gezag. Hij werd gesteund door edelen, die echter ook wel eens de eigen agenda volgden. Bij een graafschap in ontwikkeling horen conflicten, extern met bisschoppen, graven of hertogen die meenden rechten te hebben in het nieuwe graafschap en intern om het eigen gezag te vestigen. Pas in 1101 werd Floris II als eerste in zijn geslacht letterlijk ‘graaf van Holland’ genoemd. Vanaf die tijd traden de graven van Holland op als zelfstandige rijksvorsten, die hun graafschap in het kustgebied in leen hielden van de Duitse keizer. De macht van die Duitse keizer was sinds Otto III danig verzwakt, hetgeen kan verklaren waarom graven en hertogen erin slaagden steeds zelfstandiger te opereren en zo hun eigen vorstendom vorm konden geven. In de twaalfde en dertiende eeuw waren de graven van Holland uitgegroeid tot vorsten die in het Europese krachtenspel een zelfstandige en soms zelfs invloedrijke plaats konden innemen. Zo trouwde Floris III in 1162 met Ada, een zus van de Schotse koning Willem de Leeuw, van wie het Hollandse gravenhuis de naam Willem en het grafelijke wapen met de klimmende leeuw overnam.
Willem I was de tweede zoon van Floris III. De eerste zoon, Dirk VII, stierf in 1203 zonder een mannelijke nazaat. Diens weduwe probeerde nog wel het graafschap te behouden door hun dochter Ada onmiddellijk te laten trouwen met Lodewijk van Loon, maar uiteindelijk ging het graafschap naar Willem I. Willem huwde, zoals toen gebruikelijk was, uit politieke overwegingen. Zijn eerste vrouw was Aleid van Gelre, die de moeder was van Floris IV, en zijn tweede vrouw was Maria van Brabant, de weduwe van keizer Otto IV. Willem I gaf blijk van een groot diplomatiek vermogen, terwijl hij ook het slagveld geenszins schuwde. Hij hield in 1214 de Duitse keizer (Otto IV) te vriend door onder hem ten strijde te trekken, maar hij trok ook op met de koningen van Frankrijk en Engeland. Door zijn deelname aan de strijd van Frankrijk tegen Engeland liet de koning van Engeland hem excommuniceren. Om dit ongedaan te maken, nam Willem in 1217 deel aan de vijfde kruistocht. Met een vloot vertrok hij inderdaad en zijn leger had een groot aandeel in de strijd tegen de Moren in Portugal. Wellicht behoorden schepen uit Geertruidenberg tot zijn vloot, want in de stadsrechten staat een bepaling dat de Bergenaren verplicht waren met Willem ten oorlog te varen:
Zij zullen in een veldtocht van de graaf mee ten oorlog trekken in een tocht naar zee en terugtocht.
Terug in Holland breidde Willem zijn macht verder uit.