De pantserslag bij Bjelgorod Door een Nederlandschen ooggetuige

Uit Stamboomboek Raamsdonk
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Dordrechtsche courant 24 juli 1943, door Willem Sassen[bewerken]

 

Een Nederlandsch S.S.-oorlogsvèrslaggever maakte den slag bij Bjelgorod in een pantserwagen mede. Wij geven hier het verslag van zijn ervaringen. S.S.-P.K. — „Panzer, marsch". Gedempt, haast onmilitair, klinkt dit commando in den stikdonkeren nacht. Vanuit de bo_rschen zijn ze gekomen, d« eindelooze colonnes pantserwagens. Als zwijgende monsters, met enkel het gedempt geronk hunner motoren roljen. ze over de duistere velden. Tusschen hen door schieten snel de silhouetten der motorordonnansen. De vijand is zeer actief met zijn luchtverkenning en aanhoudend scheuren hchtkogels het duister in stukken. Wij rukken op naar het terrein van waaruit morgen de tegenaanval zal beginnen. In het duister van onzen pantserwagen onderscheid ik nog juist de open bewegelijke trekken van den Deen, die den pantserwagen rijdt. Daarnaast zit de radiotelegrafist, een Vlaming met een bril en veel blonde haren. De schutter, met een sterk profiel, is een Duitscher, de commandant een Zwitser. Vijf nationaliteiten, maar een gezworen gemeenschap. Zoo rijden wij, met in het hart af en toe dat vreemd vage gevoel van onzekerheid, dat altijd aan groote offensieven voorafgaat, maar.in het hoofd de dwingende klaarheid van de noodzakelijkheid, dat ook ons pantserwagen 302 morgen tegen den vijand zal rollen.

Ais de dag aanbreekt, rukken wij op, voor ons de stuka's, die de eerste bres in het vijandelijke stellingsysteem zullen slaan. Dan volgen wij. Hijgend breekt onze wagen zich door de sterke versperringen heen en rolt naar de machtige afweergracht. waar pioniers een provisorischen /overgangsweg hebben gemaakt. Dan duiken ook al de eerste vijandelijke T 34 pantsers op. Vlugge en sterke machinesmet een zeer goede bewapening. Zij worden door talrijke „ratsboem" batterijen ondersteund. Een heftig en langdurig gevecht ontstaat èn ook aan onze zijde tellen we de eerste uitvallers. Het gevecht | deint op en neer en door hun grooter aantal wegen de Sowjets tegen onze betere I wapens en betere gevechtstechniek op. Zoo komen wij niet tot een beslissing. Tot opeens onze commandant juichend uitroept: „Tijgers, daar komen de tijgers". Daarmede is meteen de toestand geheel I veranderd. Terwijl tevoren de T 34 gelvaarlijk dicht in onze nabijheid kwamlom dan weer bliksemsnel achter den beschuttenden boschrand te verdwijnen, blazen ze thans snel den aftocht. Maar ze hebben niet gerekend met de snelheid van onze „tijgers", evenmin als met hun verdragend geschut. Door een kijksleuf kan ik waarnemen, hoe een „tijger" binnen vijf minuten drie T 34 vernietigt. Bij een van die pantsers kan de bezetting zich nog tijdig overgeven. Dan verdwijnen de„tijgers" en is het weer onze beurt. Wij rollen verder. Krijgsgevangenen steken de handen omhoog. Elders weer trachten twee bolsjewieken Molotof cocktails (flesschen met brandbaren en explosieven inhoud) te werpen. Het kan ons niet stuiten, wij rollen verder. Het dorpje dat juist aan den einder even oplicht tusschen veel donkere bosschen, is ons doel voor" vanavond. Wij bereiken het, onder een'nelsch vuur vanuit de bosschen. Jn den nacht gaat het gevecht verder. Een fantastische einder, verlicht door de reusachtige fakkels van in brand geschoten pantsers omgeeft ons. Onze afdeeling alleen neemt dezen nacht achttien Sowjet pantserwagens voor haar rekening. Als dat voorbij is, slapen we even. twee uur, onder den pantserwagen die, goedig als een olifant, ons/ met zijn zware lijf schut. Als het weer even grauwt, rollen we weer verder. We moeten dezen dag de voorbereiding tot het sluiten van efen grooten ring om den vijand beëindigen. In het onzekere licht van den doorbrekenden morgen rollen wij voort. Tot we aankomen bü een eindeloos graanveld, dat zich maar. blijft voortzetten zonder horizont. Een wild, breed ravijn, waarin, als schaamde het zich voor zijn armoede, een dorpje is weggekropen, deelt deze oneindigheid in twee stukken. Het doet ons pijn als de halmen, een laatste maal nun zware pluimen naar ons toebuigend, verpletterd worden onder onze rupswielen. Maar de oorlog is hard en vraagt niet naar de schoonheid van een zomeravond of de malschheid van het koren. De oorlog vraagt alleen dat wij hard zullen zijn opdat het zachte niet sterven moet. Voort rollen wij. Als bij tooverslag slaat ons een moordend vuur tegemoet. Het schijnt van alle kanten te komen en onwillekeurig bonkt het bloed wat sneller in onze aderen. Kalm en beheerscht klinkt het commando van den pantsercommandant, kalm en beheerscht ook de herhaling daarvan door dengene, voor wie het bevel is bestemd. En dan beantwoorden wij het vuur Steeds sneller. Een snelle serie van vuurstooten en we rollen weer. Dan vuren we weer. Binnen enkele oogenblikken hebben wij de intensiteit van het vijandelijke vuur overtroffen en rolt onze wal van staal en vuur weer ongestoord verder Aan onzen spits rijden weer de „tijgers" en stormgeschut. Zoo jagen we den vijand op. maken plotseling keert en vallen hem enkele oogenblikken later vanuit de flank aan, geheel onverwacht, brandende pantsers zijn de laatste getuigen van dezen slag. Want wij rollen verder. In een grooten boog zwenken we naar de andere zijde Daar schijnt een bijzonder sterke formatie van den vijand te zijn. Wij vuren, rollen verder, vuren weer. Dan plotseling ccnxknal en een schok. „Treffer" roept onze bestuurder. De vijand moet dit gezien hebben. Nog een treffer. Er uit, roept de commandant. Vlug, vlug springen w euit den pantser en gaan in volle dekking. Daar komt een van onze pantsers op ons toe. Onbekommerd onhet vuren der Sowjets bevestigen de mannen 'n kabel aan onzen pantserwagen. Dan worden we, in de dekking der anderen, weggesleept. Gelukkig blijkt de schade maar klein en na anderhalf uur zijn we weer startbereid. Lang moeten we rijden, voor we onze compagnie terugvinden. Onze „oude", de compagniechef. vindt nog even tijd om ons door de radioboordinstallatie een hartelijk welkom te roepen. En dan gaat het weer verder, onophoudelijk verder. Een uur geleden, het was 2 uur 's middags, werden we afgelost. Nu wasschen we ons, gaan eten en dan: slapen. Want vannacht om twee uur wordt de omsingeling voltooid, de ijzeren ring gesloten. Dan wordt alles, wat zich daarbinnen bevindt, vernietigd. Ook wij zullen daarbij zijn. Ook wij zullen weer rollen, steeds verder, tot de vijand verslagen is.

SS-oorlogsverslaggever Wim Sassen.