De Zuiderwaterlinie
Gelderse Oorlogen, Tachtigjarige Oorlog, Hollandse Oorlog, Negenjarige Oorlog, Spaanse Successieoorlog, Oostenrijkse Successieoorlog, achter deze droge opsomming gaat een zee van ellende schuil.
Van de zestiende tot diep in de achttiende eeuw heeft de Europese machtspolitiek golven van krijgsgeweld over Brabant uitgerold. Die strijd heeft in het Brabants landschap zijn sporen nagelaten. De meest omvangrijke daarvan zijn die van de Zuiderwaterlinie, onderdeel van een verdedigingslinie uit het begin van de achttiende eeuw.
Met de ervaringen van het Rampjaar 1672 in het achterhoofd, toen een vijandige coalitie in korte tijd de Republiek overrompelde, ontwierp de befaamde vestingbouwer Menno van Coehoorn in 1697 een samenhangende reeks van verdedigingswerken die zich uitstrekte van Zeeuws-Vlaanderen tot aan Nijmegen.
Bij de aanleg ervan maakte Van Coehoorn gebruik van bestaande vestingsteden en daaraan was in Staats-Brabant en Hollands-Brabant geen gebrek. De bestaande versterkingen werden waar nodig gemoderniseerd, uitgebreid en met elkaar verbonden. Het resultaat, de Zuiderfrontier genaamd, mocht dan voor het grootste deel in Staats-Brabant liggen, ze kwam in de eerste plaats de Republiek ten goede, doordat ze de zuidgrens daarvan verdedigde tegen aanvallen vanuit Frankrijk.
Langs de scheidslijn tussen de Republiek en de Generaliteitslanden lagen ze aaneengeregen: Bergen op Zoom, Steenbergen, Willemstad, Klundert, Breda, Geertruidenberg, Heusden, ’s-Hertogenbosch, Ravenstein en Grave. Door in de tussenliggende gebieden forten en schansen aan te leggen en grote gebieden geschikt te maken voor inundatie – aan water ontbrak het hier langs de rivieren evenmin − bouwde Van Coehoorn een sterke verdedigingslinie.
Het was overigens een werk van lange adem en werd nooit geheel volgens de plannen voltooid: niet alleen kostte het handenvol geld, maar omdat de Republiek ingevolge het Barrièretraktaat van 1697 ook garnizoenen mocht leggen in vestingsteden in de Zuidelijke Nederlanden, nam het gevoel van urgentie al snel weer af. Onterecht naar het bleek in 1747, toen de Fransen opnieuw binnenvielen en na een belegering van twee maanden Bergen op Zoom innamen en grotendeels verwoestten.
Gedurende de negentiende eeuw raakten het Zuidelijk Frontier en de Zuiderwaterlinie geleidelijk in onbruik en daarmee in de vergetelheid. Bij de vestingwallen, de forten en de schootsvelden kwam begroeiing op, de grachten verlandden. Sinds enige tijd is dit erfgoed herontdekt als inspiratiebron voor landinrichting, waterbeheer en toerisme. Door herstelwerk komen de linies en forten weer tot leven en kunnen zij hun verhaal weer vertellen.
Zoals het fort De Roovere, onderdeel van de linie tussen Bergen op Zoom en Steenbergen. De metershoge aarden wallen van deze schans zijn enkele jaren geleden blootgelegd en hersteld, de gracht is uitgegraven en er is een historisch niet verantwoorde, maar wel buitengewoon spectaculaire brug aangelegd waarmee men met droge voeten het water van de gracht kan doorsteken.
Bronnen: Van Oudheusden, J., Erfgoed van de Brabanders. Verleden met een toekomst, ‘s-Hertogenbosch, 2014. (Dit artikel is een bewerking van een tekst uit J. van Oudheusden, Erfgoed van de Brabanders. Verleden met een toekomst, ‘s-Hertogenbosch, 2014, 142.)