De Grote Waard rond 1420
De Grote Waard is vooral bekend door zijn ondergang bij de Sint-Elisabethsvloed van 1421. Dat er een geschiedenis van ruim vierhonderd jaar aan voorafging weten minder mensen. Dit artikel beschrijft de laatste stand van onderzoek naar de Waard aan de vooravond van de ramp.
In de 11e en 12e eeuw werden ten zuiden van de Dubbel en Merwede, tussen Puttershoek en Werkendam, grote gebieden ontgonnen. Ontginnen betekende dat men het ruige land geschikt maakte voor akkerbouw: struiken en bomen rooien en sloten graven. De sloten stonden haaks op de rivier zodat overtollig water makkelijk kon weglopen. Dijken waren niet nodig want het land lag hoger dan de rivier en de sloten liepen af.
Inhoud
Zakken en schuiven[bewerken]
Na jaren werd het gevolg van het ontginnen merkbaar: door het land systematisch te ontwateren, zakte het centimeter voor centimeter (inklinken) en kreeg men last van overstromingen.
Doordat de landerijen natter werden, werden ze ongeschikt voor akkerbouw. Dit losten de boeren op door een volgend stuk, hogere grond, te ontginnen. De lage gronden gebruikte men als wei- en hooiland, de hogere gronden voor akkerbouw. Ze schoof de ontginning steeds verder naar achteren. Na verloop van tijd verplaatste men zelfs hele dorpen, inclusief de kerk.
Waarden en waterschappen[bewerken]
Om de grond te beschermen, werden kaden en dijken aangelegd. Maar als de ene boerengemeenschap een dijk aanlegde en een andere niet, dan was de kans op overstroming er nog steeds. De boeren zorgden er daarom voor dat de dijken op elkaar aansloten. Zo ontstonden landbouwgebieden omringd door dijken, de zogenaamde ‘waarden’ (bijvoorbeeld de Tieselingswaard en Dordste Waard). Alle afspraken die men maakte, werden op schrift gesteld en bestuurders werden gekozen en zo verschenen de eerste <a href="/ontdekken/verhalen/waterbeheersing-in-noord-brabant">waterschappen</a>.
Het ontstaan van de Grote Waard[bewerken]
De rivieren die deze waarden omringden waren o.a. de <a href="/ontdekken/verhalen/merwede">Merwede</a>, Dubbel, Alm, <a href="/ontdekken/verhalen/de-maas">Maas</a> en <a href="/ontdekken/verhalen/donge">Donge</a>. Na 1250 werden deze rivieren afgedamd en ontstond een gebied van zo’n 500 vierkante kilometer dat door dijken omringd was. Dat het gebied belangrijk was, blijkt uit het feit dat de graaf van Holland zelf zich met de waterhuishouding bemoeide. En door die bemoeienis komt de naam Grote Waard in beeld. Als Jan van Heusden in 1273 een verdrag sluit met graaf Floris V over het onderhoud van de dijken, wordt voor het eerst de naam ‘Grote Waard’ in een tekst genoemd.
Graanschuur van Holland[bewerken]
Al deze inspanningen hadden wel resultaat. Op de hogere gronden werd graan verbouwd, op de lagere gronden graasde vee. Verder werd er turf gestoken, deed men aan zoutwinning, waren er eendenkooien en werd er volop gevist. Kortom de Grote Waard was een welvarend gebied en werd de graanschuur van Holland genoemd. De steden aan de rand van de Waard, Dordrecht, Heusden, Geertruidenberg en Zevenbergen, profiteerden en kwamen tot grote bloei.
Sint-Elisabethsvloed 1421 In de 15e eeuw werd het moeilijker om het water te weren. Het land zakte verder weg, de dijken braken regelmatig en door de turfwinning en zoutwinning kwamen de dijken in het westen van de Waard onder druk te staan. Daar kwam bij dat de Hoekse en Kabeljauwse twisten het land verscheurden en er weinig geld was voor dijkonderhoud. Met pijn en moeite lukte het om na iedere overstroming de dijken te herstellen maar na de <a href="/ontdekken/verhalen/de-sint-elisabethsvloed">Sint-Elisabethsvloed</a> van 1421 en die van 1424 lukte dat niet meer.
Het definitieve einde[bewerken]
De Grote Waard ging in 1421 niet ineens ten onder maar omdat het niet lukte de dijken blijvend te herstellen kregen eb en vloed steeds meer grip op de Waard. Langzaam ging er steeds meer land verloren en na tientallen jaren was er weinig van de Grote Waard over.
Hoe zag de Grote Waard eruit in 1420?[bewerken]
De Grote Waard ging onder tussen 1421 en 1475: decennia van eb en vloed wisten alle sporen uit van het westelijk deel van de Waard, van Strijen tot aan de Kornse Dijk en van Dordrecht tot Geertruidenberg. Hoe de Waard eruit zag voor 1420 is in die tijd niet vastgelegd in kaarten en voor onze beeldvorming zijn we afhankelijk van de naspeuringen van historici en het graafwerk van archeologen.