Het gevecht bij Keizersveer
10-14 Mei 1940 (verslag van Majoor E.H. Brongers)[1]
Het Nederlandse bruggenhoofd bij Keizersveer bestond begin mei 1940 uit een kleine stelling. Men had tot taak de enige brug, die Noord-Brabant nog met de Vesting Holland verbond, te beschermen. De bezetting bestond uit een 71 man sterk detachement onder commando van de kapitein A. Zoutewelle. Gedurende de eerste oorlogsdagen bleven de gevechtsacties beperkt. Op 10 mei waren delen van de lichte divisie in goede orde over de brug teruggetrokken. Voorts schoot men een Duits vliegtuig neer. Daarbij werden 3 mitrailleurs buit gemaakt, die een welkome aanvulling voor de bewapening vormden.
11 mei 1940[bewerken]
Op de 11e kwam de ritmeester D.W. van Dam met een eskadron huzaren op rijwielen het bruggenhoofd versterken. Vervolgens kreeg men om 14.00 uur een luchtbombardement te verwerken, juist op het moment dat enkele zware vrachtauto's van Philips-Eindhoven zich op de zuidelijke brugoprit bevonden. Eén wagen raakte in brand, een tweede kantelde. De grote waterleidingbuis naar het land van Altena werd kapotgeslagen en een zware mitrailleur die als luchtafweer fungeerde werd vernield. De bediening sloeg door de luchtdruk tegen de grond, maar bracht het er levend af. De bommen sloegen kraters in de betonweg van twee meter diep en met een middellijn van vier meter. Scherven werden tot op 200 meter afstand van de springpunten gevonden. De uitgeschakelde Philips-wagens zijn later van groot nut geweest, daar ze op de open autoweg een goede dekking aan onze troepen boden.
12 mei 1940[bewerken]
Op de 12e mei bestond de gevechtsactiviteit hoofdzakelijk uit het schieten op de talrijke Duitse vliegtuigen. In totaal haalde het detachement drie toestellen omlaag. Uit Brabant terugtrekkende Nederlandse troepen werden via de brug naar de Vesting Holland doorgezonden. Een beperkt aantal hield men echter vast om daarmee het bruggenhoofd en omgeving te versterken. ‘s Middags voerden huzaren enkele verkenningen uit waarbij één man sneuvelde. Het bleek dat de Duitse pantserwagens voortdurend heen en weer reden op de weg van Geertruidenberg naar Oosterhout.
13 mei 1940[bewerken]
Op de 13e mei de vierde oorlogsdag — besloot men aan Nederlandse zijde weer een poging te doen om contact met de Fransen te krijgen. Een eenheid onder bevel van de 1e luitenant E.P. van Lanschot kreeg opdracht om over Keizersveer in zuidelijke richting te verkennen. Ter beschikking stonden 2 pelotons huzaren, versterkt met 3 zware mitrailleurs en 2 stukken pantser afweergeschut. Tevoren uitgezonden patrouilles hadden wederom Duitse pantserwagens en motoren vastgesteld op de wegen Oosterhout -Geertruidenberg - Made. Eenmaal was zo'n patrouille ten oosten van Raamsdonksveer plotseling op een vijandelijke pantserwagen gestoten. Die stopte onmiddellijk. De bemanning trachtte de fietsende huzaren met handgranaten uit te schakelen. Onze patrouille kon echter ontsnappen en het gebeurde rapporteren. De vijand toonde geen interesse voor Keizersveer. Zijn aandacht was immers op de Moerdijk bruggen gericht en hij had er geen belang bi j om daarnaast nog eens in noordelijke richting te ageren.
Ondanks de aanwezigheid van Duitse gepantserde troepen, besloot Van Lanschot zijn opdracht uit te voeren. Voorop gingen enkele motorrijders en de beide stukken pantser afweergeschut. Men had er geen vermoeden van dat op dat tijdstip juist een colonne van de SS-Standarte ‘Adolf Hitler’ op weg naar de Moerdijk bruggen in de omgeving van Geertruidenberg was gearriveerd en ter plaatse rustte. Deze Standarte - ter sterkte van een regiment - bestond uit vrijwilligers en behoorde tot de best uitgeruste en getrainde delen van de Duitse strijdkrachten. Toen onze spits - onder commando van de wachtmeester Hoiting - de knik in de autoweg even voor Geertruidenberg was genaderd, meldden de voorste motorrijders opnieuw vijand. Hoiting liet zijn beide vuurmonden in stelling komen, nam zelf een lichte mitrailleur en kroop daarmee behoedzaam verder langs de westelijke berm van de weg. Bij de bocht zag hij plotseling op korte afstand een drietal Duitsers bij een motor met zijspan staan.
Verder stond op de dijk ten oosten van Raamsdonksveer een onafzienbare colonne auto's met pantserwagens, waarbij zich vele Duitsers ophielden. Onze wachtmeester nam zijn mitrailleur en gaf enkele korte vuurstoten. De volledig verraste vijand begreep niet goed wat er aan de hand was en verkeerde kennelijk in de veronderstelling door eigen mensen te worden beschoten. Na een ogenblik van stilte hoorde Hoiting namelijk schreeuwen ' 'Wer schiesst denn da so blödsinnig?” Hij voelde zich niet geroepen om antwoord te geven. Wie er zo "stompzinnig" had geschoten werd de Duitsers overigens vlug duidelijk, toen het pantserafweergeschut en een inmiddels eveneens opgestelde zware mitrailleur een vernietigend vuur openden. Onder luid geschreeuw stoven de SS’ers uiteen en zochten dekking achter het dijklichaam van de weg Raamsdonksveer - Raamsdonk. Enkele pantserwagens haastten zich achter de huizen van het dorp, vóór ons anti-tankgeschut ze onder schot kon krijgen. Er volgde nu een hevig vuurgevecht, waarbij de vijand zich snel herstelde. Wachtmeester Hoiting zag twee Duitse mitrailleurs achter een nabijgelegen huis in stelling komen. Op dat moment kwam de korporaal Van Vliet hem munitie-aanvulling brengen. Hij gaf hem opdracht de mitrailleur over te nemen en alles wat zich op de weg bewoog weg te schieten. Hoiting kroop vervolgens terug naar zijn stukken om daar het vuur op het zojuist ontdekte doel te leiden. De eerste granaat viel te kort, maar de tweede was een voltreffer.
Gegil[bewerken]
Het gegil van de Duitse mitrailleurbedieningen drong tot aan het stuk door. Toch maakte het steeds toenemende vuur van de overmachtige vijand de toestand al vlug onhoudbaar. Nadat een drietal huzaren gewond waren geraakt, besloot Van Lanschot het bevel voor de terugtocht te geven. Terwijl het achterste stuk en een zware mitrailleur de SS’ers tot dekken bleven dwingen, reed een trekker naar de voorste vuurmond om deze aan te haken. Tijdens het wegrijden werd de voorruit van de auto door kogels versplinterd. Gelukkig raakte niemand gewond. Sprongsgewijze teruggaand en weer in stelling komend, slaagde wachtmeester Hoiting er in de terugtocht van het verkenningsdetachement te beveiligen en weer in goede orde over de brug te komen. De geschrokken Leibstandarte liet het er echter niet bij zitten. Verbolgen over de geslaagde vuuroverval besloot men met de Nederlanders af te rekenen door het bruggenhoofd te vernietigen.
Onze stelling te Keizersveer was maar klein. Zowel ten noorden als ten zuiden van de brug lag een rivierkazemat met een anti-tankkanon en een zware mitrailleur. Voor het overige bestonden de verdedigingswerken uit een enkelvoudige open loopgraaf, die zich vanaf de zuidelijke brugoprit 500 meter naar links en naar rechts in een stuk opgespoten land uitstrekte.
Autoweg[bewerken]
De autoweg was versperd door een hindernis van dubbele, in het beton verankerde T-ijzers voor de loopgraaf lag een eenvoudige prikkeldraadversperring. Om het gebruik van de brug ook onder vuur mogelijk te maken, was de toegang aan de zuidzijde met pantserdeuren afgesloten. De verdedigers vormden een bont gezelschap van troepen, samengesteld uit het oorspronkelijke bewakingsdetachement en georganiseerde groepen van allerlei teruggetrokken onderdelen. Tal van militairen deden hun dienst onder hen volkomen onbekende officieren. De bewapening bestond in hoofdzaak uit karabijnen, geweren en lichte mitrailleurs.
Zo was de situatie toen men om 13.45 uur vanuit de zuidelijke kazemat enkele Duitse motorrijders en een troepenauto zag naderen. Hoewel de afstand meer dan 1500 meter bedroeg, opende het kanon het vuur. De eerste granaat nam de kap van de wagen mee; het tweede schot trof een zijspanmotor en het achterste deel van de auto. Toch lukte het de vijand de wagen om de bocht van de weg bij Geertruidenberg weer in veiligheid te brengen.
Ondertussen waren de SS’ers van de Leibstandarte ‘Adolf Hitler’ het terrein ingegaan. Gebruik makend van sloten, dijkjes, struiken en houtranden begonnen deze met grote vaardigheid optredende beroepssoldaten - gesteund door mortiervuur -het bruggenhoofd te naderen. De dienstplichtig soldaat P. J. v.d. Berk meldde er het volgende van:
“Op verre afstand naderde de vijand. Ons antitank geschut begonnen ze hevig te bewerken. Het werd direct beantwoord. Ik hoorde onze projectielen fluiten. De eerste kwam op het transformatorhuisje in het voorterrein en slingerde de deur weg of het krantenpapier was. Er werd nog steeds goed geschoten door ons pantser afweergeschut. Maar onder een geweldig vuur was een grote troep Duitsers ons al dicht genaderd. Ook op grotere afstand zagen we rijen hoofden. Dichtbij hoorden we ze schreeuwen als wilden. Het waren er velen. Vlak voor ons bleef de vijand zich bewegen, maar ze kwamen niet verder meer. We konden schieten, maar de trefkans was klein. We konden beter munitie sparen. Daar werd trouwens steeds op gelet”.
Om zijn strijdende troepen te versterken, zond kapitein Zoutewelle enkele groepen, die ten noorden van de Bergse Maas in stelling lagen, over de brug. Gedekt door de pantserdeuren, de vernielde Philips-wagens en de vele stofwolken lukte het de zuidelijke oever te bereiken. Toen de laatsten achter de pantserdeuren aankwamen, scheen de vijand lont te ruiken. Mitrailleurkogels kletterden herhaaldelijk tegen de pantserdeuren. Er ontstond enige aarzeling om door de opening naar de loopgraaf te rennen. Ritmeester van Dam - die op de zuidelijke oever de verdediging leidde - greep in door het voorbeeld te geven en als eerste de opening te passeren; de anderen volgden onmiddellijk. In de stelling ging de strijd door. Luitenant Schils rapporteerde:
“Een vliegtuig komt in de lengterichting over onze loopgraaf en even later mengt zich in het mortiervuur en zware mitrailleurvuur vijandelijke artillerie. De stofbeweging in de stelling is nu verschrikkelijk. Ik sta in het midden van de stelling. De Duitse aanval schijnt niet te lukken, toch zie ik in het voorterrein beweging van soldaten, die zich meer en meer richt op de flank van onze stelling. Een zevental van onze mitrailleurs blijkt dusdanig van het opstuivende zand te lijden hebben gehad, dat ze niet meer werken. Ik gelast de bediening om de lichte mitrailleurs weer op gang te brengen en geef bericht door van het onklaar raken. Even later bemerk ik dat in de ondersteuningsloopgraafjes manschappen ter versterking zijn aangekomen.”
Toen de vijand tegen 18.00 uur nog steeds geen enkel succes had geboekt, wierp hij zijn 10,5 cm artillerie in de strijd. Onder luid “Sieg Heil” geschreeuw ging de SS’er over een breed front opnieuw tot de aanval over. De zoveel zwakkere, maar uitmuntend geleide verdedigers hielden echter met grote moed stand, ondanks de hel van vuur die nu op hun smalle stellingsstrook was geconcentreerd. Elke zichtbare beweging werd onmiddellijk afgestraft, waardoor het tempo van de aanval weer sterk werd vertraagd. Maar langzamerhand wist de goed geoefende tegenstander toch terrein t e winnen. Dat aan Nederlandse zijde de toestand moeilijker werd, blijkt uit het verslag van de luitenant Vogel:
“hoe lang dit heftige vuurgevecht heeft geduurd, kan ik mij niet herinneren. Het moet echter vrij lang geweest zijn en de situatie werd steeds hachelijker. Er vielen bij ons wapens uit. Op verschillende plaatsen zag ik gesprongen geweren liggen, mitrailleurs waren vastgelopen, munitie raakte op. Een sergeant kwam mij zeer ontdaan melden, dat van zijn groep twee soldaten waren gesneuveld. Ze hadden een kogel in het voorhoofd gekregen. De aanvallers waren tot zeer kort voor de draadversperring genaderd. Ons bevel luidde: standhouden, in ieder geval tot de duisternis.”
Duisternis[bewerken]
De duisternis begon te vallen, onze toestand werd met de minuut moeilijker en ons vuren steeds zwakker. Ik zond mijn ordonnans Rijsterborgh naar de brug om te vragen of er teruggetrokken mocht worden. Ik hoorde hem, nadat hij tot dichtbij mijn post was teruggekeerd roepen: “is luitenant Vogel daar?” en na mijn bevestigend antwoord: "terugtrekken”. Ik gaf onmiddellijk bevel tot terugtrekken en met hen die zich nog in opstelling bevonden, stak ik in de looppas het zandplateau over dat ons van de rivier scheidde, daarbij achterna gevuurd door de aanvallers.
Inderdaad had kapitein Zoutewelle om 19.45 uur bevel gegeven het bruggenhoofd te ontruimen. Het was op het nippertje. Geholpen door de schemering was de vijand al tot vlakbij genaderd en een langer standhouden zou ongetwijfeld tot het verlies van de troepen hebben geleid. Door het oorlogslawaai hadden enkele soldaten het bevel niet gehoord. In het reeds eerder geciteerde verslag van de dienstplichtige v.d. Berk lezen we:
“Opeens zag ik op de weg dat enkele Duitsers op de weg wilden klimmen. Ik zei tegen mijn makker: hadden we maar een mitrailleur. Hij antwoordde: Ik zal er even eens hiernaast gaan halen, maar alles was juist teruggegaan zonder dat we het gemerkt hadden. Plotseling zag ik tot mijn verbazing de vijand vlakbij over de wegversperring klauteren. We wachtten niet, want ons leven stond op het spel. We vuurden met onze geweren zoveel we konden. Gelukkig waren het maar een man of zes. Ze wilden toen wel dekken, want al waren we maar met vijven, we gaven heel wat vuur af. We hebben dan ook geen schot teruggekregen en de Duitse groep hebben we niet meer zien bewegen.”
Het lukte tenslotte alle mensen over de brug terug te krijgen, nadat zij ruim zes uren lang de aanval van een machtige, door artillerie- en mortiervuur gesteunde en fanatiek optredende vijand hadden weerstaan. De brug bij Keizersveer werd daarna opgeblazen. Deze actie door de Nederlandse strijdkrachten werd ondernomen in een poging om de invasie door de Duitsers te dwarsbomen.
1) Dit verslag werd met toestemming van Majoor E.H. Brongers overgenomen uit "BREDA EN OMSTREKEN IN DE TWEEDE WERELDOORLOG", deel 2, DE SLAG OM BRABANT. RAAMSDONKSVEER - 31 oktober 1944: Operatie Market Garden is mislukt. De geallieerden proberen de rest van Brabant te veroveren op de Duitse bezetter. Cruciaal voor beide strijdende partijen zijn de bruggen over de grote rivieren, zoals de brug bij Keizersveer. De oprukkende Britten willen de Duitsers op 31 oktober 1944 wegjagen maar de Duitsers blazen de brug op en de verbinding met het noorden gaat verloren. Het was de tweede keer tijdens de Tweede Wereldoorlog dat de brug bij Raamsdonksveer werd verwoest. Na de oorlog is de brug wederom hersteld.
Heeft u aanvullingen of wijzigingen bij dit artikel? info@stamboomboek.nl |
- ↑ Dit verslag werd met toestemming van Majoor E.H. Brongers overgenomen