Tentoonstelling Geertruidskerk geeft Joodse historie van Raamsdonksveer en Geertruidenberg weer een gezicht

Uit Stamboomboek Raamsdonk
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Inmiddels hebben meer dan 1300 mensen de indrukwekkende tentoonstelling bezocht. Een van de hoogtepunten is de replica van de synagoge van Geertruidenberg op ware grootte. De komende weken nemen wij u mee in de bijzondere verhalen van de Veerse en Bergse Joodse gemeenschap. Meer weten? Bezoek dan de tentoonstelling in de Geertruidskerk.

MAU EN LEEN DUIKEN ONDER

In 1940 bestaat de joodse gemeenschap in Geertruidenberg hoofdzakelijk uit oude tot zeer oude mensen, die niet meer de kracht bezitten om zich ter verweren of onder te duiken. Anderzijds menen ze, dat het allemaal niet zo’n vaart zal lopen en – ondanks de raadgevingen van dominee Visser om onder te duiken – wachten ze af. Het gezin van Mau Kooperberg (zoon van de Raamsdonksveerse Jacob Kooperberg) en Leen Kalker is daarop een uitzondering. Vijf van hen nemen tijdig de benen en duiken onder.

Onderduiken is echter een riskante zaak, zowel voor de onderduikers zelf als voor hun helpers. Verraad en toevallige ontdekkingen liggen op de loer. Enkele inwoners van Blaricum, Geertruidenberg, Raamsdonk, Stuivezand en Dordrecht zetten zich met gevaar voor eigen leven in om de Bergse joden van een wisse dood te redden.

Mau en Leen Kooperberg hebben het advies van dominee Visser wel opgevolgd en sluiten nog vóór 1 september 1942, enkele dagen na het onderduiken van hun zoon Jaap, hun huis en duiken onder op een onbekend adres in Raamsdonk. Buurman Nicolaas van de Clundert is een van de weinigen die van hun vlucht op de hoogte is. Mau geeft daar nog een kist ter bewaring en Leen vraagt of zij haar goede kleren daar zolang mag weg hangen. Dit is geen bezwaar en later blijkt bij het luchten van de kleren dat er op een van de jassen nog een gele Jodenster bevestigd is; die wordt er snel afgehaald en verbrand. Lang blijven ze niet in Raamsdonk, want op zekere dag wordt Leen ziek en moet er een dokter komen. Als de dokter het huis is binnengegaan, komen de eigenlijke bewoners naar buiten en wachten daar. Dit roept natuurlijk de vraag op voor wie de dokter dan wel gekomen is. Het praatje gaat al gauw dat er joden in huis zijn en dat levert een gevaarlijke situatie op. Kooperberg en zijn vrouw kunnen dan niet langer blijven. Ze worden opgehaald door Nico van de Clundert en naar hun volgende onderduikadres gebracht. Maar er is één groot probleem. De tocht zal in het donker en tijdens de spertijd (na 20.00 uur) moeten plaatsvinden. Het probleem is het ongezien passeren van de Duitse wachtpost bij de Dongecentrale (PNEM). Nico is portier bij deze centrale en goed op de hoogte van de dienstregeling van het Duitse bewakingsdetachement bij de centrale. Hij zoekt uit wanneer een hem welgevallige Duitse soldaat (met pacifistische ideeën) wachtdienst heeft. Hij zegt hem dat hij die avond tijdens de spertijd met zijn oude “oom” en “tante”, die bij hem op verjaardagsvisite komen, de wachtpost moet passeren. De Duitser belooft dat hij hen niets in de weg zal leggen en zo arriveert het echtpaar Kooperberg veilig op het nieuwe onderduikadres bij Rinus van de Clundert sr. en Jo Staal aan de Steelhovensedijk 13 in Geertruidenberg. Zij blijven daar tot eind 1943.

De kans op huiszoeking bij Van de Clundert is intussen wel erg groot geworden, wat betekent dat Mau en Leen Kooperberg daar niet langer kunnen blijven. Pieter van der Gijp uit Dordrecht heeft contacten in Geertruidenberg, waar hij elke zaterdag om de veertien dagen per trein heen gaat om levensmiddelen en distributiebonnen te halen. Van der Gijp neemt dan het echtpaar Kooperberg mee naar Dordrecht en zij worden dan ondergebracht bij hem in huis. Dat betekent wel dat hun dochter Netty en haar vriendin, die daar zijn ondergedoken, plaats moeten maken en naar Blaricum moeten verhuizen. Mau en Leen zullen met twee korte onderbrekingen wegens razzia’s en verraad, anderhalf jaar onder de hoede van Pieter en Aartje van der Gijp blijven.

De vrouw van Nico van de Clundert, Luus van der Made, gaat enkele keren met de trein naar Dordrecht voor een bezoek aan Mau en Leen Kooperberg. Elke keer als Luus daar op bezoek gaat, geeft landbouwer (en wethouder) Jan Dirven haar etenswaren mee voor de onderduikers en hun hulpverleners. Jan Dirven is de vader van Christ en Dina Dirven, goede vrienden van Jaap en Bertrien Kooperberg (zoon en dochter van Mau en Leen).

Na tweeënhalf jaar ondergedoken te hebben gezeten, komen Mau en Leen Kooperberg terug in Geertruidenberg. De vreugde over hun ontsnapping en die van hun kinderen Netty, Bep, Jaap en schoonzoons Leo en Coen aan de holocaust, wordt zwaar overschaduwd door het verlies van hun vermoorde dochters Bertrien en Trijntje en schoonzoon Julius.

Mau overlijdt in 1954 en zijn vrouw in 1949. Beiden liggen begraven op de Joodse begraafplaats in Oosterhout.

Tijdens de oorlogsjaren houden bij Rinus van de Clundert - behalve Mau en Leen - zich ook nog twee bemanningsleden van een Amerikaans vliegtuig schuil, die in een hol onder de grond verborgen zijn. En tot overmaat van ramp krijgen zij ook nog inkwartiering van drie Duitse militairen. De Amerikanen worden op een avond door in Duitse uniformen geklede verzetsmensen opgehaald en met een Duitse legerauto naar veiliger oorden gebracht. Zij komen gezond en wel terug in hun vaderland. Rinus van de Clundert sr. ontvangt daarvoor na de oorlog een Amerikaanse oorkonde.

De tentoonstelling in de Geertruidskerk is nog t/m 26 september te bezoeken, kijk voor openingstijden op www.geertruidskerk.nl/agenda