Oud-burgemeester Ryan Palmen eert zijn ‘loco’ Rinus Ligtvoet: ‘enne goije mins blieft altied leave’

Uit Stamboomboek Raamsdonk
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

HILVARENBEEK - In Hilvarenbeek kon je niet om Rinus Ligtvoet heen. Zeker niet als je burgemeester bent van het dorp. Ryan Palmen haalt graag zijn herinneringen op aan de overleden Bekenaar, hoewel hijzelf zei dat hij dat nooit zou worden. Hij kwam uit Raamsdonk-dorp, vertelde Rinus daarbij. Palmen ziet het anders: ,,Voor mij was hij er een. Misschien niet van geboorte, maar toch zeker van begeerte.”  

Rinus-Ligtvoet-01.jpg
Rinus Ligtvoet, herinneringen
[bewerken]

Je moet je voorstellen dat je net geïnstalleerd bent als burgemeester van Hilvarenbeek en dat in de aansluitende receptie (dat kon toen nog), een kleine maar stevige man met wapperend grijs haar naar voren schuifelt en je in onverstaanbaar Brabants uit de Langstraat toefluistert dat ‘ze’ het onzalige plan hebben opgevat om het Elckerlyc waar we op dat moment zijn af te breken en er een nieuw exemplaar voor te bouwen op de plek van de oude Mavo. En dat ze zo nog wat domme dingen besloten hebben maar dat hij me dat allemaal wel zal gaan vertellen.

Tot zover mijn eerste kennismaking met Rinus Ligtvoet…

En er zouden er nog vele volgen…

 

Want hoe kun je in Hilvarenbeek leven zonder Rinus Ligtvoet tegen te komen? Bij zijn ochtendwandelingen bijvoorbeeld, die hij op doktersvoorschrift na zijn nieuwe knieën placht te doen. En hoewel je vanuit de Wouwerstraat vele kanten op kunt, leidde die wandeling hem elke keer langs de Vrijthof…

Of bij Museumbrouwerij De Roos, waar hij onder andere de winkel beheerde. En regelmatig wat champagnepils apart hield voor “onze mannen”. Die hadden het sowieso getroffen met hem. Niet zelden stopte Rinus wat spekjes in onze brievenbus… Ik kan niet ontkennen dat onze mannen niet de enigen waren die daar met genoegen van snoepten…

 

‘Je kon hem er nooit op betrappen dat hij het niet goed zag’[bewerken]

Maar ook aan de overkant van de Vrijthof kwam Rinus met de regelmaat van een Zwitsers uurwerk. Om aan te horen hoe het ging, waar ze het over hadden in de gemeenteraad. En er iets van te vinden. In de derde helft. Met een wijntje en een blokje kaas. Spot van de raadsleden viel hem wel eens te beurt wanneer zijn analyse en mening een iets te rechte bocht in zich had. Maar je kon hem er nooit op betrappen dat hij het niet goed zag. Hooguit iets te eenvoudig deed voorkomen. En daarin lag de reden dat hij naar eigen zeggen niet de politiek in ging.

Je kon hem geen grotere eer bewijzen dan hem de loco-burgemeester van Hilvarenbeek te noemen. En, sans arrogance, gedroeg hij zich daar ook een beetje naar. Want in Hilvarenbeek is het gebruik dat iedereen voorafgaand aan de raadsvergadering zich verzamelt in de hal, de burgemeester het klokje luidt en dat eenieder dan áchter de burgemeester aan de raadszaal betreedt. Rinus had er een sport van gemaakt om als eerste in de hal te verschijnen of althans om als eerste bij de trap te staan. Hoe druk het ook was. En ik maakte er een sport van om met Rinus samen naar boven en binnen te gaan. Burgemeester en loco-burgemeester. Ik had de indruk dat hij er stiekem van genoot…

‘Een uur werd ingepland, het werden er vier’[bewerken]

Rinus had ook zorgen. Daar sprak hij ook open over. Ik mocht hem en zijn Annie feliciteren met hun gouden huwelijk. Bezoekjes waarvoor meestal een uur werd ingepland. Ik denk dat ik er vier uur ben geweest. En aanhoorde zijn en hun levensverhaal. Vanuit Raamsdonk-dorp verliefd geworden op An uit de Biest. Zijn werk op de graafmachine, hun winkel, zijn liefde voor “Beek”. En zijn zorgen. Voor zijn gezin. Voor An. En voor “Beek”. Want al dat blik voor de Toren: een schande! En het terras bij Pim evenzeer. Want daar zat vroeger een poort. Net als dat het Elckerlyc nooit verplaatst had moeten worden. Hoewel hij uiteindelijk wel erg onder de indruk was van het nieuwe gebouw.

Rinus vertelde altijd dat hij geen Bekenaar kon worden. Maar voor mij was hij er een. Misschien niet van geboorte, maar toch zeker van begeerte. Een echte. Kerstman, Rooie Fik. Sjouwend met tafels en stoelen bij de Zomeravondfeesten en de Hilvermert. Er iets van maken. Voor het dorp. Voor zijn Hilvarenbeek. En om zijn gezin trots op hem te maken. Want dat was zijn echte drijfveer, zo vertrouwde hij me eens toe.

Unne schône mins is niet meer. Maar zoals Rowwen Hèze het zo mooi zingt in het liedje Twieje Wurd: enne goije mins blieft altied leave. Dank je wel, vriend.